Wetsvoorstel aanpassing vergunningstelsel aardwarmte

Reactie

Vraag1

Bij artikel 24o:
In de paragraaf 2.2.2 (Gebied) van de MvT is bepaald dat indien een houder van een toewijzing zoekgebied een 2e doublet binnen het toegewezen zoekgebied wenst te ontwikkelen, de vergunninghouder voor dit 2e doublet, voor zover dit buiten de eerste startvergunning valt, binnen de looptijd van de toewijzing zoekgebied (van het 1e doublet) een aparte startvergunning dient aan te vragen.
Deze looptijd bedraagt vijf jaren vanaf toewijzing zoekgebied 1e doublet. Gevolg van deze regeling voor het ontwikkelen van een 2e doublet kan zijn dat het tijdspad waarbinnen een separate startvergunning met alle daarbij behorende vereisten en voorwaarden voor een 2e doublet te kort, zo niet onhaalbaar is. Het is daarom wenselijker om aan een 2e doublet aanvraag startvergunning binnen een reeds toegewezen zoekgebied eveneens een afzonderlijke looptijd van 2 jaren te koppelen startend vanaf het moment dat de betreffende vergunninghouder aan de Minister gemotiveerd kenbaar heeft gemaakt binnen het reeds toegewezen zoekgebied tevens een 2e doublet nader te willen zoeken.

Bij artikel 86a:
In dit artikel 86a wordt het beleid met betrekking tot de participatie van EBN in geothermieprojecten gecodificeerd. De vraag rijst hier waarom EBN (verplichte) participatie in geothermieprojecten wenst. De feitelijke situatie is bij geothermieprojecten immers wezenlijk anders dan bij olie- en gasprojecten, aangezien geothermieprojecten i.t.t. olie- en gasprojecten subsidie gedreven zijn. Daarnaast zal de toegevoegde waarde van EBN met name haar inhoudelijke (technische) kennis van geothermie zijn waardoor een jaarlijkse overlegverplichting met EBN voor vergunninghouders beter aansluit bij de marktbehoefte en hiermee ook het toezicht vanuit EBN wordt geborgd. Tot slot zal een overlegverplichting i.t.t. een (aandeelhouders) participatiemodel beduidend minder administratieve lasten voor vergunninghouders met zich meebrengen.