Regeling ambulancezorgvoorzieningen

Reactie

Naam NVBMH (Vicevoorzitter EGA Schepens)
Plaats Leiden
Datum 9 september 2020

Vraag1

Acht u de kwaliteit en beschikbaarheid van de ambulancezorg met deze regeling en de kwaliteitskaders van de sector voldoende geborgd? Zo nee, welke suggesties heeft u ter verbetering?
Namens de Nederlandse Vereniging voor Bachelor Medisch Hulpverleners (NVBMH) reageer ik graag op uw consultatie.
Mvg, Ellen Schepens
Vicevoorzitter NVBMH www.nvbmh.nl - vicevoorzitter@nvbmh.nl

Hoofdstuk 2. Eisen ambulancevoorzieningen §1. Algemeen Artikel 3 1.
De Regionale Ambulancevoorziening voldoet aan de geldende wet- en regelgeving en aan de door de beroepsgroep ontwikkelde richtlijnen en professionele standaarden, zoals vastgelegd in de landelijke richtlijnen voor de meldkamer ambulancezorg en voor de ambulancezorg en aan de kwaliteitskaders zoals die zijn ingeschreven in het register van het Zorginstituut of zijn vastgesteld door Ambulancezorg Nederland, Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland, Ambulancezorg, de NVBMH en de Nederlandse Vereniging van Medisch Managers Ambulancezorg.
De NVBMH heeft samen met haar leden kwaliteitskaders gesteld aan de BMH’er ambulancezorg. In samenwerking met AZN is een sectoraal kader geschreven voor traineeships in de ambulancezorg. Daarnaast heeft onze vereniging een beroepsprofiel en beroepscode, welke gevold worden door onze leden en daarmee de RAV’s waar deze leden werkzaam zijn.

Vraag2

Acht u met de in artikel 7 beschreven zorgdifferentiatie en de kwaliteitskaders van de sector de kwaliteit en beschikbaarheid van ambulancezorg voldoende geborgd? Zo nee, welke suggesties heeft u ter verbetering?
Artikel 7
1. Zorgdifferentiatie wordt onder de volgende voorwaarden toegepast: a. op basis van eisen en inzet- en uitsluitcriteria vastgelegd in landelijke kwaliteitskaders wordt bepaald welke zorg op welk niveau bij welke zorgvraag geldt als goede ambulancezorg, b. zorgdifferentiatie gaat niet ten koste van de inzetbaarheid van materieel en personeel die nodig zijn om goede ambulancezorg te leveren, en c. de triage en zorgdifferentiatie worden continu geanalyseerd en verbeterd.
2. Tot het verlenen van spoedeisende ambulancezorg en hoogcomplexe niet spoedeisende ambulancezorg zijn de volgende ambulancezorgprofessionals aangewezen: a. een ambulanceverpleegkundige; b. een bachelor medisch hulpverlener ambulancezorg; c. een verpleegkundig specialist ambulancezorg; d. een physician assistant ambulancezorg.
6. De triage in het kader van de meldkamerfunctie ten behoeve van de ambulancezorg wordt uitgevoerd door een verpleegkundige, bedoeld in artikel 3 van de Wet BIG.
Op dit moment zijn er geen BMH’ers werkzaam op de meldkamer ambulancezorg. De opleiding tot meldkamercentralist is een CZO-opleiding waarvoor een verpleegkundige achtergrond gewenst is. De BMH’er is ons inziens echter zeer geschikt om deze rol op zich te nemen. Wij zouden dan ook graag zien dat er onderzocht wordt of de BMH’er kan worden toegelaten tot de opleiding tot meldkamercentralist en daarmee kan worden toegevoegd in lid 6, artikel 7 van de regeling.

Vraag3

Zitten er voldoende stimulansen in de regeling en de kwaliteitskaders van de sector voor innovatie en doelmatigheid? Zo nee, welke suggesties heeft u ter verbetering?
Artikel 10 van de wet geeft een goed kader voor de kwaliteit en verantwoordelijkheid voor het handelen van de ambulancezorgprofessional. De Medisch Hulpverlener is bij voorkeur geregistreerd in het Kwaliteitsregister van de NVBMH. Dit register geeft meer dan alleen de regeling een tastbaar bewijs van de kwaliteit van de hulpverlener. De NVBMH vindt het aantonen van kwaliteit belangrijk en wou willen benadrukken dat een kwaliteitsregister deze waarborging zou vergroten.
Artikel 11 van de Wet Ambulancezorgvoorzieningen luidt:
3. Bij ministeriële regeling kunnen opleidings- of deskundigheidseisen worden gesteld aan de medisch verantwoordelijken.
Met deze regeling zou dan kunnen worden vastgesteld dat een kwaliteitsregister wenselijk is.