AMvB reële prijzen Jeugdwet

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Papenvoort
Datum 18 november 2022

Vraag1

Wilt u reageren op de AMvB reële prijzen Jeugdwet?

De AmvB reële prijzen Jeugdwet geeft spanning met marktwerking. Dat is begrijpelijk en betekent ook dat financiële issues automatisch op tafel tussen gemeenten en aanbieders blijven komen.
1. Onder artikel I.2.3.1 ontbreekt het element ‘marge’ (winst, het (kleine) tegenvallers, innoveren en transformeren).
2. Het gaat ook om de wijze van berekenen en afrekenen. Berekenen: samen/met invloed van aanbieders. Afrekenen: de NvT schetst heel kort iets over verblijf en leegstand. Dit vraagt meer aandacht. Risico van leegstand woon- en verblijfsfuncties, dagbehandeling, crisishulpverlening en no shows ligt nu bij aanbieders. Dit vraagt om beschikbaarheidsfinanciering.
3. Indexering moet aansluiten bij de reële kostenontwikkelingen van de aanbieder en pleegzorgvergoeding (landelijke indexering). De impact van Jeugdzorg cao is in 2022 ca 10% tot 11%, inflatie ligt rond 12%. OVA van 4,42% dekt dit niet.
4. Art IV sluit AmvB uit voor lopende e.d. Waarom zijn in deze situaties geen reële tarieven nodig?
5. Het bij start vaststellen van tarieven is niet voldoende. Ontwikkelingen daarna zijn van invloed; financieel (cao, inflatie, energie, arbeidsmarkt, inhuur ZZP, verzuim e.d.) en inhoudelijk (toename complexiteit, meer kleinschaligheid e.d.). In AmvB opnemen dat tussentijdse herziening van reële tarieven plaatsvindt op verzoek van aanbieders of opdrachtgevers (tweerichtingsverkeer).
6. Rekening houden met de specifieke situatie van de aanbieder(s). Een grote systeemaanbieder met bijv. hoogspecialistisch aanbod en een rol als opleider en sparringpartner voor gemeenten en ketenpartners heeft heel andere kosten dan een kleine(re) aanbieder met alleen ambulante programma’s. Differentiatie!
7. Indirect cliëntgebonden. Veel tijd in contacten met het systeem: school, netwerk, ketenpartijen e.d. Daarnaast hebben diverse specialistische functies geen cliëntgebonden contacten = gezien als overhead. Duidelijke definities!
8. Direct cliëntgebonden impliceert dat dit wordt bijgehouden. De nieuwe cao jeugdzorg schaft tijdschijven juist af.
9. Uniformiteit in aanpak gemeenten (NvT) is leuk. Het werken met mandaat en uniforme werkwijzen binnen (sub)regio’s levert (veel) meer op.
10. Zit nu veel tijd van aanbieders in het ‘gedoe’ om de jeugdzorg. Ook bij gemeenten, die lokaal, subregionaal en regionaal o.m. inkoop, accountmanagement, ondersteuning etc regelen. Dit heeft veel invloed op de beschikbare budgetten waaruit gemeenten aanbieders financieren.

Vraag2

Wat is de te verwachten impact van de AMvB op hoofd- en onderaannemerschap?
Voor het uitvoeren van de rol van hoofdaannemer dienen ook middelen beschikbaar te zijn. Als een aanbieder een onderaannemer inzet (bijvoorbeeld voor een specifieke hulpvorm of in een bepaalde regio), dan dient de onderaannemer daarvoor een reëel tarief te ontvangen, dat niet wordt beïnvloed door de kosten die de hoofdaannemer maakt. Voor hoofd-/onderaannemerschap kan een opslagachtige constructie (% en/of bedrag), zoals in payroll wereld gebruikelijk is, een oplossing zijn. Los daarvan is het van belang dat goede afspraken worden gemaakt over welk tarief leidend is; we zien nu soms forse prijsverschillen tussen regio’s. Als een onderaannemer bijvoorbeeld een etmaaltarief van 170 euro voor gezinshuis gewend is, en de hoofdaannemer krijgt daarvoor 130 euro betaald, dan levert dat gedoe tussen de aanbieders op. Die discussie hoort bij de opdrachtgever(s) te liggen.
Als hierover geen goede afspraken worden gemaakt, dan neemt het inzetten van onderaannemers af. En krijgen kinderen, jongere en gezinnen minder geschikte of geen passende hulp meer aangeboden. Alternatief is dat de opdrachtgever dit zelf gaat regelen en daarmee de administratieve lasten van de hoofdaannemer overneemt, ook buitenregionaal.

Vraag3

Wat is de te verwachten impact als preventie binnen de scope van de AMvB valt?
Dit zou een goed stap zijn. De preventieve tarieven zijn van oudsher veelal wat lager dan reguliere jeugdzorgtarieven, terwijl wel dezelfde medewerkers met dezelfde kosten moeten worden ingezet. Dit gelijk trekken leidt tot een beter kostendekkend plaatje. Deze lijn dient ook geborgd te worden als preventieve werkzaamheden vanuit gemeenten worden overgedragen aan bijvoorbeeld onderwijsinstellingen. De vergoedingen voor preventieve inzet (zoals POG Jeugd, ondersteuning van onderwijsprofessionals, kansencoaches e.d.) worden nu veelal uit andere budgetten dan jeugdwet budget betaald.

Vraag4

Wat is de te verwachten impact van het toepassen van de AMvB bij de taakgerichte bekostigingsvariant?
Het is noodzakelijk dat voor een aantal hulpverleningsvormen passende afspraken over dit soort bekostiging worden gemaakt, al dan niet via subsidiëring. Zie hiervoor eerdere reacties over Capaciteits-, beschikbaarheids- of voorzieningenfinanciering bij vraag 1.

Bijlage