AMvB reële prijzen Jeugdwet

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Den Haag
Datum 25 november 2022

Vraag1

Wilt u reageren op de AMvB reële prijzen Jeugdwet?

1. In de AMvB wordt als eerste element de kosten van beroepskrachten genoemd. Hierbij is tussen haakjes opgenomen dat het gaat om cliëntgebonden tijd en niet-cliëntgebonden tijd. Indien een regio vooruitlopend op het ZPJ uitsluitend cliëntgebonden tijd declarabel acht ontstaat zowel discussie over de afbakening van cliëntgebonden tijd en anderzijds ontstaat er druk op werkzaamheden die classificeren als niet-cliëntgebonden maar wel door de gemeente wordt gevraagd zoals bijvoorbeeld casus-regie. Dit bemoeilijkt het halen van de norm voor cliëntgebonden tijd substantieel.

2. De AMvB gaat niet in op de mogelijke verschillende populaties die worden aangeboden aan verschillende (type) zorgaanbieders. Systeempartijen hebben, gelet op hun positie een andere kostenstructuur dan een kleine aanbieder met een heel specifiek aanbod. Daarnaast zien we in de praktijk dat cliënten van grote systeemaanbieders gemiddeld genomen veel inzet vragen.

3. Zowel met het voorbeeld onder punt 1 als onder punt 2 wordt het belang van de mogelijkheid van differentiatie in de tarieven onderstreept. Dit element ontbreekt vooralsnog in deze concept AMvB

4. In de AMvB ontbreekt het element van marge cq opslag voor innovatie. Dit is een wezenlijk onderdeel van reële prijzen.

5. Het is belangrijk dat het element van indexatie nu in de AMvB is opgenomen. Hier zou echter veel duidelijker richting gegeven moeten worden aan de wijze van indexering. Sluit hierbij aan bij een bestaande indexeringswijze zoals de NZa nu hanteert.

6. Deelname aan kostprijsonderzoek door een aanbieder is wenselijk maar vraagt tezelfdertijd ook een inspanning van de gemeente om transparant te zijn over de wijze waarop deze informatie is verwerkt. Hierover zouden ook nadere regels moeten worden opgenomen.

Vraag2

Wat is de te verwachten impact van de AMvB op hoofd- en onderaannemerschap?
1. Het zijn van hoofdaannemer brengt uitvoeringslasten en transactiekosten met zich mee. Nu de AMvB heel nadrukkelijk, en terecht, stelt dat ook onderaannemers recht hebben op een reëel tarief bestaat het risico dat een hoofdaannemer geen dekking heeft voor deze uitvoeringslasten. De AMvB heeft niet expliciet aandacht voor deze uitvoeringslasten welke onderdeel zijn van de overhead van met name systeempartijen (zie ook onderdeel 2 van de beantwoording onder vraag 1.

2. Er moet in de AMvB apart aandacht besteed worden aan de financiering van de uitvoeringslasten en transactiekosten van de hoofdaannemer indien door de regio gebruik wordt gemaakt van hoofd- en onderaannemerschap bij zorgaanbieders.

3. Tussen verschillende regio’s bestaan grote tariefverschillen. Een hoofdaannemer kan niet meer vergoeden dan hij zelf ontvangt hetgeen mogelijk op gespannen voet komt te staan met de eis vanuit de AMvB dat een onderaannemer een reëel tarief moet ontvangen. Dit zal ertoe leiden dat hoofdaannemers de overeenkomsten zullen beëindigen indien dit mogelijk is. Hiermee stopt de financiering van onderaannemers of moet deze door de gemeente zelf vorm worden gegeven.

Vraag3

Wat is de te verwachten impact als preventie binnen de scope van de AMvB valt?
Naar verwachting ontstaat er meer uniformiteit in de bekostiging tussen enerzijds preventie en anderzijds zorg uitgevoerd vanuit de Jeugdwet. Preventieve werkzaamheden worden door personeel met dezelfde kwalificaties als collega’s die de zorg onder de Jeugdwet uitvoeren. Het is belangrijk dat de grondslagen voor het tarief voor deze vorm van zorg gelijk worden getrokken.

Vraag4

Wat is de te verwachten impact van het toepassen van de AMvB bij de taakgerichte bekostigingsvariant?
De meerwaarde van deze AMvB bij de taakgericht bekostigingsvariant is met name dat alle kostprijselementen inzichtelijk zijn alsook dat er duidelijk zou kunnen zijn over de wijze van indexering.