Wijziging van de Archiefwet 1995 ter uitvoering van overweging 158 van de Algemene verordening gegevensbescherming

Reactie

Vraag1

Dat het voorstel poogt een oplossing te bieden voor de onwenselijke situatie die is ontstaan ten aanzien van de toegankelijkheid van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) is toe te juichen. Het belang van de slachtoffers om te weten wat er met hun (groot)ouders is gebeurd, kan niet worden overschat. Vooral voor de eerste generatie, inmiddels de 80 gepasseerd en in de herfst van hun leven, kan het schrijnende vormen aannemen.
Het is daarom goed om te lezen in paragraaf 2.4.2 MvT dat niet alleen het CABR, maar ook het oorlogsarchief van het Rode Kruis binnen het toepassingsbereik valt.
Op dat punt geeft de Memorie aan dat er afspraken kunnen zijn die aan online-beschikbaarheid in de weg staan. Nu is het concreet ten aanzien van het oorlogsarchief van het Rode Kruis zo dat grote delen, in afwijking van de openbaarheidstermijn van de Archiefwet 1995 van 75 jaar, een openbaarheidstermijn van 100 jaar kennen.
Kan de minister verduidelijken voor het concrete geval van het oorlogsarchief van het Rode Kruis of er sprake is van afspraken die aan online-beschikbaarheid in de weg staan, of dat de termijn van 100 jaar die nu geldt voor de niet-openbare delen van dit archief in de praktijk aan spoedige online-beschikbaarheid van het volledige oorlogsarchief van het Rode Kruis in de weg kunnen staan. Dit in het belang van historisch onderzoek en van waarheidsvinding door de slachtoffers.

Is de regering daarnaast, in lijn met de verklaring van het Stockholm International Forum over de Holocaust die zij onderschrijft, voornemens om ook de UAVG aan te passen in overeenstemming met overweging 158, nu de regering zelf aangeeft in paragraaf 2.2 MvT dat de huidige uitzonderingen in de UAVG op het verwerkingsverbod voor wetenschappelijk, historisch en statistisch onderzoek te beperkt zijn voor het verlenen van online toegang tot archiefbescheiden.