Wet Basisregistratie ondergrond

Reactie

Naam Universiteit Utrecht (Dr K.M. Cohen)
Plaats Utrecht
Datum 12 september 2011

Vraag1

Heeft u suggesties voor verbetering van het wetsvoorstel of de memorie van toelichting? Zijn er onduidelijkheden?
Het aangehangen document bevat een korte introductie en 16 opmerkingen.

1) Is er wettelijke basis voor kwaliteitszorg op inhoud in deze BRO?
2) Betreft catalogisatie van deelverzamelingen en oorspronkelijke IDs
3) Toekomstig modelgebruik op de lokale schaal onvoldoende gedekt
4) Mogelijkheid 3D-lichamen als ‘verkenning’ (naast punt, lijn en vlak)
5) Authentieke Modellen 100% op basis van Authentieke Verkenningen?
6) Doorwerken mutaties in verkenningen op modellen
7) Niet hele modellen ‘in onderzoek’ maar blokken binnen die modellen
8) Doorsluizen terugmeldingen n.a.v. Modellen naar register Verkenningen
9) Welke status krijgt nomenclatuur-toekenning aan lagen in Verkenningen?
10) Benoem ‘Wetenschap/Onderzoek’ ook als sector van gebruikers
11) ( tekstueel in toelichting )
12) Olie- en gasbedrijven onbedoeld prominent genoemd?
13) Betreft de administratie methodiek voor bulk-gegevens-aanlevering
14) Terugsturen (‘bouncen’) brondocumenten die niet aan de vorm voldoen
15) Verstrekking via Internet op meerdere manieren.
16) Verstrekking via Internet webpagina via INTEGRALE interface

Zie voor het toegevoegde document.

Vraag2

Wat zijn volgens u de positieve en/of negatieve consequenties van het wetsvoorstel? Op welke wijze kunnen eventuele negatieve consequenties worden weggenomen?
Wij zijn positief over de bedoeling van de wet. Onze opmerkingen/suggesties (vraag 1 en het document) betreffen de procedurele inrichting van het beheer van de in de wet genoemde catalogi en registers, in het bijzonder op de kwaliteitszorg aspecten, in meerdere onderdelen van de wet.

De negatieve consequenties van onvoldoende scherpe formulering op deze aspecten zouden zijn: (1) Risico van een kloof tussen BRO-‘verkenningen’ en BRO-‘modellen’ – op de website, in de organisatie, in terugmeldprocedures, in gebruik op meerdere ‘schalen’, in actualiteit; (2) conflicten tussen Organisatie en Minister over wat de Wet BRO eist en wat in toevoeging nodig is om het daadwerkelijk te laten draaien; (3) noodzaak Amendementen / Maatregelen van Bestuur vanwege onvoldoende scherpe formulering bij eerste invoering.

Zie het toegevoegde document.

Vraag3

Welke risico’s ziet u bij de invoering van het wetsvoorstel? Op welke wijze kunnen deze risico’s beheerst worden?
Een risico is dat bij invoering van de wet, de BRO goed werkt op de typische landelijke / provinciale / waterschapsgebruiks-schaal – maar veel minder goed op de lokalere schalen.

Een risico is dat raadplegings- en terugmeldingsaspecten van de BRO bij invoering minder goed op gebruikspraktijk zijn afgestemd, dan bijvoorbeeld de inname van nieuwe ‘verkenningen’ of de ‘opties voor overheidsinstanties rondom verplicht/niet-verplicht BRO gebruik’.

Een risico is dat het BRO onderdeel ‘Verkenningen’ en het BRO onderdeel ‘Modellen’ de gebruikers in twee groepen gaan verdelen, i.p.v. dat gebruik van beide in dwarsverband wordt gepropageerd. Met de wettekst in huidige opzet kunnen beide wegen ingeslagen worden. Wordt de eerste weg ingeslagen dan zal de BRO niet al haar doelen bewerkstelligen.

Voor beheersing: zie de suggesties in het toegevoegde document.

Bijlage