Wet vereenvoudiging beroepenstructuur psychologische beroepen

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Zeist
Datum 12 februari 2024

Vraag1

Wat vindt u van dit wetsvoorstel?
Wat betreft de bijscholing naar KP-PT: er is in Nederland een grote behoefte aan inhoudelijk opgeleide behandelaren die zich richten op de behandeling van patiënten (zie de huidige, lange, wachtlijsten). Het nieuwe wetsvoorstel verlegt de focus van deze behandelaren naar management en wetenschappelijk onderzoek.
Psychotherapeuten zíjn opgeleid om hoog kwalitatieve en specialistische psychotherapeutische behandelingen te geven. Dat is het werk waartoe zij zich geroepen en aangetrokken voelen, en dit zal ook in de toekomst zo blijven. Het is een verspilling van kostbare tijd en geld om alle psychotherapeuten uitgebreid bij te scholen op het gebied van onder andere management en wetenschappelijk onderzoek, om vervolgens hetzelfde werk te blijven doen. Het heeft geen toegevoegde waarde voor de klinische praktijk, en het is niet wat de GGZ nodig heeft. De huidige wachtlijsten zijn al veel te lang, en deze zullen alleen maar langer worden als psychotherapeuten zich en masse moeten gaan omscholen.

Het was – en is – in strijd met geldende wet- en (EU-)jurisprudentie om van een hoog gekwalificeerd beroepsbeoefenaar te eisen om een aanzienlijke extra opleidingsverplichting aan te gaan, louter en alleen om hetzelfde werk te mogen blijven doen, zonder dat objectief en voldoende is aangetoond dat de kwaliteit van het werk op dit moment onvoldoende of ondermaats is. Alle huidige psychotherapeuten zullen in de toekomst hetzelfde werk blijven doen. Er is nooit aangetoond dat de kwaliteit van hun werk onvoldoende is. Het tegendeel is waar: al in 2000 oordeelde de minister dat ‘de psychotherapeut in feite werkt op “specialistisch” niveau’.
Bovengenoemde blijkt ook uit het feit dat psychotherapeuten krachtens het Landelijk Kwaliteitsstatuut regiebehandelaar zijn in GB- en S-GGZ, en GZ-psychologen uitsluitend voor de GBGGZ.

Het wetsvoorstel is ongefundeerd (de voorzieningen en overgangsregelingen zijn niet duidelijk). Wetgeving staat niet op zichzelf en zou niet als zodanig ingevoerd moeten worden. Dit zou hand in hand moeten gaan met een visie en zicht op de mogelijke maatschappelijke gevolgen. Daarnaast is het huidige voorstel niet volledig geïnformeerd te beoordelen zonder samenhang met de overgangsregelingen, welke niet zijn meegenomen in deze consultatie.

Bijlage