Neutraal uniform voor buitengewoon opsporingsambtenaren
Reactie
Naam
|
M Fitskie
|
Plaats
|
Huizen
|
Datum
|
19 december 2024
|
Vraag1
Wilt u reageren op het Wijzigingsbesluit buitengewoon opsporingsambtenaar in verband met de instelling van een verbod op het dragen van zichtbare uitingen van godsdienst of levensovertuiging voor geüniformeerde buitengewoon opsporingsambtenaren? U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.
Volgens het Europees Hof mag een werkgever elke zichtbare uitingsvorm van religieuze overtuigingen op het werk verbieden, als de werkgever daarmee een neutraal imago nastreeft. De werkgever moet wel kunnen bewijzen dat een verbod op religieuze symbolen op de werkvloer noodzakelijk is.
De regering is voorts van oordeel dat het verbod op het dragen van zichtbare uitingen
van godsdienst of levensovertuiging door de buitengewoon opsporingsambtenaar die bij
zijn taakuitoefening in contact met het publiek een uniform of bedrijfskleding draagt
noodzakelijk is in een democratische samenleving, aangezien het voornoemde belang
van het waarborgen van neutraliteit in de uitoefening van de publieke dienst zwaarder
weegt dan het individuele belang van het zichtbaar dragen van uitingen van godsdienst
of levensovertuiging
Er wordt op geen enkele manier aangetoond dat het verbod noodzakelijk is. Bijvoorbeeld door onderbouwend onderzoek
Het is alleemaal gebaseerd op een onderbuikgevoel en niet onderbouwde aanname dat men niet neutraal kan zijn als men religieuze uitingen draagt, wat natuurlijk onzin is. Met name een hoofddoek. Hier gaat men totaal voorbij aan de professionaliteit van de medewerkers. Alsof de persoon in kwestie zich anders gaat gedragen zonder dragen van religieuze uitingen. Daarnaast zijn er voldoende instrumenten om in te grijpen als de neutraliteit wel in het geding is.
Als aanleiding en voorgeschiedenis wordt onderstaande vermeld:
Op 14 december 2021 heeft de Tweede
Kamer de motie van de leden Helder en Markuszower aangenomen waarbij de regering
wordt gevraagd het dragen van een hoofddoek door buitengewoon
opsporingsambtenaren te verbieden. Is gericht tegen moslims specifiek, zonder onderbouwing
Ook de motie van de leden Michon-derkzen en van der plas noemt als voorbeeld alleen het dragen van een hoofdoek. En lijkt daarmee ook specifiek gericht te zijn tegen moslims.
De motie is trouwens 25-11-2021 ingebracht.
Beide moties zijn ingediend specifiek tegen het dragen van hoofddoeken. Het wetsvoorstel kan dan ook niet anders gezien worden als een hetze tegen moslims gevoed door islamofobie.
Niet instemmen met wetsvoorstel vanwege islamofobe aanleiding, in strijd met europese wetgeving vanwege ontbreken onderbouwing noodzaak en onterechte uitsluiting van een bepaalde groep op basis van discriminerende aannames.