Wetsvoorstel bevoegdheden schoolonderwijs jonge en oudere kind

Reactie

Naam Hogeschool iPabo, lectoraat Jonge kind (dr. Annerieke Boland)
Plaats Amsterdam
Datum 31 januari 2021

Vraag1

Hoe beziet u het voorstel voor nieuwe bevoegdheden, mogelijk ook met het oog op arbeidsmarktperspectief? En moeten bekwaamheidseisen hierop aangepast worden? Zo ja, hoe?
Een groot probleem met dit wetsvoorstel ligt in het idee om de opleiding 'te splitsen' en met verschillende bevoegdheden te gaan werken.
Er is wel degelijk behoefte aan mogelijkheden tot diepgaandere specialisatie naar leeftijd, zoals nu in de opzet van de pilots is uitgewerkt. Maar de aankomend leerkracht moet wel kennis hebben van de doorgaande lijnen binnen het hele basisonderwijs en daar ook naar kunnen handelen. Wanneer een student een leeftijdsroute volgt, moet hij zeker ook in aanraking komen met die doorgaande lijnen en verschillende leeftijden, en de gehele kennisbases beheersen. Dan is die student bij de start weliswaar beter voorbereid (meer bekwaam) voor die specifieke leeftijdsgroep, maar wel voldoende ingevoerd in het basisonderwijs in zijn algemeenheid om zich in de praktijk verder te bekwamen in andere leeftijdsgroepen. De studieroutes zouden minder aantrekkelijk worden als de bevoegdheid ook wordt ingeperkt. Maar ook zou de kwaliteit van het onderwijs veel hinder kunnen ondervinden wanneer leerkrachten in hun opleiding niet meer bekend zijn met het bredere beeld van het basisonderwijs. Leerkrachten moeten als team samenwerken aan doorgaande lijnen en daarvoor is die bredere kennis van belang. Studenten die de specifieke leeftijdsroutes volgen zullen minder stage-ervaring opdoen in bepaalde groepen dan andere studenten, maar hebben er wel de benodigde kennis en inzichten voor opgedaan. Hun beperktere ervaring in die andere leeftijdsgroepen compenseren ze doordat ze juist meer ervaring hebben opgedaan met de 'overgangen' van ofwel kinderopvang naar basisschool ofwel basisschool naar voortgezet onderwijs en de samenwerking daarin en diepgaandere ervaring in bepaalde leeftijdsgroepen. Het meest voor de hand liggend lijkt het om alle studenten op een pabo een bevoegdheid te geven voor het hele basisonderwijs, met daarbij een aantekening welke route ze hebben gevolgd. Jonge kind, regulier of oudere kind. Basisscholen kunnen daar in hun aannamebeleid en teamsamenstelling van profiteren.

Vraag2

Welke leeftijdsgrens (of jaarlaag-grens) zou u hanteren voor het jonge en het oudere kind – en waarom? Of op welke manier zou u dit willen bepalen?
jonge kind: 2- 8 jaar. (t/m groep 4)
oudere kind: 8 - 14 jaar.

Hiermee wordt de leeftijdsgroep 2 tot 14 meegenomen en dat is een belangrijke leeftijdsfase om te werken aan gelijke kansen voor alle kinderen. De start bij 2 jaar sluit aan bij de praktijk dat VVE begint vanaf 2 jaar. Voorschoolse educatie en basisonderwijs zijn samen verantwoordelijke voor continuiteit in de ontwikkeling en samenwerking om soepele overgangen mogelijk te maken. Maar wellicht ook om de huidige grenzen tussen beide organisaties te versoepelen, zoals bv gebeurt in IKC's, of scholen waar al lange tijd VVE bestaat, met een sterke samenwerking tussen de voormalige non-profit welzijnsinstellingen en de basisschool (bv door afstemming in het programma). Voorscholen zouden baat kunnen hebben van HBO-ers op de groep of als pedagogisch coach.
Het oudere kind laten doorlopen tot 14 jaar sluit aan bij de huidige tienerscholen die al bestaan en de wetenschap dat kinderen in Nederland op een later tijdstip keuze voor vervolgonderwijs zouden moeten maken, met het oog op gelijke kansen.

De indeling tot 8 jaar en vanaf 8 jaar zorgt ervoor dat beide leeftijdsroutes op elkaar aansluiten of overlappen, immers kinderen van 8 jaar zitten bij elkaar in groep 4 en groep 5. Zo krijgen studenten van beide leeftijdsspecialisaties voldoende zicht op en ervaring met wat er in de middenbouw van het onderwijs gebeurt, waar ze kinderen ofwel naar toe leiden (jongere kind), ofwel waar de kinderen vandaan komen (bij oudere kind). Hiermee wordt voorkomen dat er een nieuwe knip in het onderwijs ontstaat, zoals die vroeger bestond tussen kleuterschool en lagere school. Bovendien zijn beide typen studenten dan ook inzetbaar in de de middenbouw wanneer ze starten en vanuit die praktijkervaring is het niet moeilijk om geleidelijk naar lagere of juist hogere jaargroepen door te stromen. Het 'doorleren' in de praktijk is daarmee zeer toegankelijk.

Vraag3

Vindt u het nodig om de toelatingseisen voor de pabo aan te passen aan de nieuwe bevoegdheden? Zo ja, hoe zou u deze willen vormgeven?
Nee. Alle leerkrachten, met welke leeftijdsgroep ze ook werken, moeten op minimaal HBO-bachelor niveau functioneren. Daarnaast heeft iedere leerkracht aan de pabo een brede ontwikkeling als basis nodig, dus de toelatingstoetsen Aardrijkskunde, Geschiedenis en Natuur&Techniek met betrekking tot de eigen algemene ontwikkeling vormen een goed criterium.

Wellicht zou er, na de toelating, wel opnieuw onderzocht kunnen worden of alle toetsing voor studenten tijdens hun opleiding gelijk moet zijn. Hier speelt natuurlijk de kwestie van de minimumscore van de landelijke WisCat en Landelijke Kennisbasistoets rekenen in het derde jaar, omdat beide toetsen zo sterk ook over de eigen rekenvaardigheid van studenten gaan. Wellicht kunnen er inhoudelijk andere keuzes gemaakt worden welke eigen rekenvaardigheid vooral van belang is voor een goede didactiek voor verschillende leeftijdsgroepen. Naar analogie hiervan zouden ook andere keuzes gemaakt kunnen worden voor toetsing van andere inhouden, bijvoorbeeld kennis van ontwikkeling, die voor jongere kinderen complexer is omdat er in korte tijd veel meer veranderingen zijn. Ook speelt signalering van ontwikkelingsachterstanden en voorsprong bij jongere kinderen een meer cruciale rol in het dagelijks werk, met eventuele doorverwijzing naar speciaal (basis)onderwijs. Ook het goed reageren op complex gedrag is bij jongere kinderen, met het oog op preventie en de verdere ontwikkeling, van nog groter belang en datzelfde geldt voor enkele ontwikkelingsgebieden als taalontwikkeling en motoriek. Ook de samenwerking met ouders is veel prominenter bij jonge kinderen dan bij oudere kinderen.

Wanneer leeftijdsgespecialiseerde leerkrachten eenmaal aan het werk zijn, zou het mogelijk zijn om met aanvullende professionaliseringsmodules te werken om breder bekwaam te worden. Dit zou goed uitvoerbaar zijn in de praktijk en sluit aan bij de voorlopige adviezen van de Commissie onderwijsbevoegdheden.

Vraag4

Heeft u nog aandachtspunten bij het moment van inwerkingtreding van wetgeving per studiejaar 2022-2023?
Zoals eerder aangegeven sta ik niet achter de huidige formulering van de wetgeving, waar het 'splitsing van de opleiding' en 'verschillende bevoegdheden' betreft Ik sta achter de intentie om gerichtere leeftijdsspecialisaties BINNEN de huidige pabo mogelijk te maken en met een ongedeelde bevoegdheid te werken, waar wel eventuele bijzondere bekwaamheden kunnen worden vermeld op diploma of certificaat.