Wetsvoorstel BIG-II

Reactie

Naam Christelijke Hogeschool Ede (MSc S.T. Bouter)
Plaats Ede
Datum 16 februari 2018

Vraag1

Het wetsvoorstel introduceert de titel ‘regieverpleegkundige’ voor hbo-opgeleide-verpleegkundigen.

Heeft u suggesties ten aanzien van dit voorstel?
De naam regieverpleegkundige doet geen recht aan de breedte van de competenties van de hbo-verpleegkundige. Regie verwijst immers slechts naar één van de CanMEDS-rollen van de hbo-verpleegkundige. Bovendien verricht ook een mbo-verpleegkundige “aan de zorgvrager gebonden regietaken” (Rapport stuurgroep Terpstra). De titel maakt geen duidelijk onderscheid tussen de twee groepen verpleegkundigen. De naam regieverpleegkundige is verwarrend, omdat deze functie verward kan worden met bestaande functies zoals regiebehandelaar. Suggestie: mbo-verpleegkundige en hbo-verpleegkundige. Of verpleegkundige BN of verpleegkundige RN voor de hbo-verpleegkundige. Ons advies zou zijn om rekening te houden met internationale eenduidigheid. Ook in dat licht is het niet logisch de titel verpleegkundige te koppelen aan NLQF4.

Vraag2

De toelichting beschrijft dat een regieverpleegkundige, om in aanmerking te komen voor herregistratie, zal moeten aantonen dat voldoende werkzaamheden zijn verricht binnen het deskundigheidsgebied van de regieverpleegkundige en op het niveau (NLQF-6) dat wordt verworven met het afronden van een opleiding tot regieverpleegkundige.

Werkzaamheden die door een regieverpleegkundige worden verricht op het niveau dat wordt verworven met het afronden van een opleiding tot verpleegkundige (NLQF-4) zijn dus niet relevant voor herregistratie als regieverpleegkundige.

Is de eis voor herregistratie voor de regieverpleegkundige voldoende helder en uitvoerbaar in de praktijk? Heeft u suggesties ten aanzien van dit voorstel?
We zijn het eens met het voorstel dat de hbo-verpleegkundige voor herregistratie dient aan te tonen dat naast het behaalde diploma hbo-verpleegkundige opleidingsprofiel BN2020, er in de praktijk aangetoond dient te worden dat er voldoende werkzaamheden binnen dit deskundigheidsgebied worden verricht.
Ten aanzien van de overgangsregeling dient aangemerkt te worden dat er in de praktijk tot op heden weinig onderscheid is gemaakt tussen de werkzaamheden van een mbo-verpleegkundige en een hbo-verpleegkundige. Niet alle hbo-verpleegkundigen verrichten op dit moment voldoende werkzaamheden binnen het genoemde deskundigheidsgebied. Een groot deel van de (recent) opgeleide hbo-verpleegkundigen doet dat echter wel. Het zou ons inziens een te grote bewijs- en registratielast veroorzaken als per hbo-verpleegkundige die in het verleden zijn diploma heeft behaald, aangetoond moet worden dat taken binnen het deskundigheidsniveau verricht worden. Ik zou derhalve voor pleiten deze hbo-opgeleide verpleegkundigen op te nemen in het register van de regieverpleegkundige (liever hbo-verpleegkundige) en voor een oproep aan deze verpleegkundigen en hun werkgevers om te zorgen voor de juiste bijscholing om op het niveau van de huidige hbo-verpleegkundige BN2020 te komen.

Vraag3

Het ministerie van VWS heeft opdracht gegeven voor een verkennend onderzoek naar het overgangsrecht voor de huidige groep verpleegkundigen. In afwachting van het onderzoek is het voorlopige voorstel om de mbo- en inservice- opgeleide verpleegkundigen met aanvullende gecertificeerde scholing, waarvan het niveau en inhoud gelijk staat aan een hbo-opleiding tot verpleegkundige (NLQF-6), de mogelijkheid te bieden om zich te registreren als regieverpleegkundige.

Heeft u suggesties ten aanzien van dit voorstel?
De in dit voorstel genoemde vervolgopleidingen doen geen recht aan het generieke profiel BN2020. Het toekennen van het beroep regieverpleegkundige (liever hbo-verpleegkundige) aan mbo-verpleegkundige met een specialistische vervolgopleiding doet de huidige positieve ontwikkelingen op het gebied van functiedifferentiatie teniet. Het gaat veelal om opleidingen die vooral in de CanMEDS-rol van de zorgverlener verdiepen en specialiseren. De andere onderscheidende rollen komen niet of veel minder aan bod. Slechts recent zijn enkele van deze opleidingen erkend als NLQF 6, waarbij de specialistische vervolgopleiding NLQF 6 erkend is, wat niet hetzelfde is als het BScN getuigschrift. Zeker in het verleden behaalde certificaten zijn niet te vergelijken met de (huidige) hbo-opleiding verpleegkunde. Werkervaring na deze vervolgopleidingen kan ons inziens niet altijd meegerekend worden omdat deze veelal is opgedaan in een omgeving waarin nog geen sprake was van functiedifferentiatie. De inhoud van het opleidingsprofiel BN2020 vraagt een behoorlijke opleidingsduur om te komen tot het beheersen van alle bij de 7 CanMEDS-rollen behorende competenties. Genoemde vervolgopleidingen zijn vaak van veel beperktere omvang en besteden die tijd veelal aan de kennis die noodzakelijk is voor het klinisch redeneren ten aanzien van die specifieke cliëntencategorie. Een (verkorte) opleiding tot hbo-verpleegkundige is noodzakelijk om tot het beroep toegelaten te worden. Flexibiliteit van (deeltijd)opleidingen biedt hiertoe kansen.

Vraag4

In het algemeen deel van de memorie van toelichting is een paragraaf opgenomen over de administratieve lasten van dit wetsvoorstel.

Ziet u mogelijkheden om de doelen van het wetsvoorstel (met name: het op peil houden van de deskundigheid van beroepsbeoefenaren in de gezondheidzorg) te bereiken met minder administratieve lasten?
Een gedeelde verantwoordelijkheid tussen overheid, beroepsvereniging (met name V&VN ten aanzien van het kwaliteitsregister) en de individuele mbo- dan wel hbo-verpleegkundige met een heldere rolverdeling kan bijdrage aan effectief samenwerken. Er zijn diverse beroepsgroepen (bijv. medici, coaches etc) die al jaren werken met registratie van deskundigheid tbv het civiel effect Laat deze als best practice dienen.
Gestreefd moet worden naar eenvoudige en overzichtelijke systeem van registratie.