Wetsvoorstel BIG-II

Reactie

Naam Erasmus MC (Dr. MMC van Mol)
Plaats Rotterdam
Datum 8 februari 2018

Vraag1

Het wetsvoorstel introduceert de titel ‘regieverpleegkundige’ voor hbo-opgeleide-verpleegkundigen.

Heeft u suggesties ten aanzien van dit voorstel?
In de Verpleegkundige Raad VIP2 van het Erasmus MC zijn er zorgen wat betreft de uitvoering van het huidige wetsvoorstel. Deze aandachtspunten worden toegespitst in de beantwoording van de vier vragen. De volledige brief is als bijlage toegevoegd.

Landelijk is discussie ontstaan over de voorgestelde beroepstitels. De voltallige Verpleegkundige Raad VIP2, en de interne projectgroep ‘mbo-hbo profielen’ onderschrijven de mening dat de titulatuur van basisverpleegkundige en regieverpleegkundige geen passende keus is. Dat hebben wij onderbouwd met een brief aan de minister d.d. 12-12-2017 (bijlage 1).

In de huidige tijd van schaarste op de arbeidsmarkt in alle lagen van de verzorgende beroepen, is het van uiterst belang om het imago van de verpleegkundige beroepsgroep te verhogen. Dat begint met passende, goede beroepstitels. Alleen dan kun je als verpleegkundige met trots je professionaliteit en waardigheid in de samenleving uitdragen.

Ons advies is om in de Wet BIG de beroepstitels ‘verpleegkundige’ voor mbo-opgeleiden, en ‘Verpleegkundige Bachelor of Nursing (BN)’ voor hbo-opgeleiden te gaan voeren.

Vraag2

De toelichting beschrijft dat een regieverpleegkundige, om in aanmerking te komen voor herregistratie, zal moeten aantonen dat voldoende werkzaamheden zijn verricht binnen het deskundigheidsgebied van de regieverpleegkundige en op het niveau (NLQF-6) dat wordt verworven met het afronden van een opleiding tot regieverpleegkundige.

Werkzaamheden die door een regieverpleegkundige worden verricht op het niveau dat wordt verworven met het afronden van een opleiding tot verpleegkundige (NLQF-4) zijn dus niet relevant voor herregistratie als regieverpleegkundige.

Is de eis voor herregistratie voor de regieverpleegkundige voldoende helder en uitvoerbaar in de praktijk? Heeft u suggesties ten aanzien van dit voorstel?
Het onderscheid dat in het voorstel wordt gemaakt tussen regieverpleegkundige en verpleegkundige is naar onze mening niet duidelijk genoeg. De differentiatie dekt de lading nog niet volledig en geeft weinig toevoeging in de bescherming van de patiënt terwijl dit één van de hoofddoelen van de wet BIG is. De differentiatie wordt nu gekenmerkt door een verschil in initiëren en regisseren van handelingen en het initiëren en ontwikkelen van activiteiten op gebied van kwaliteitszorg (zie punt b en d, bijlage 2).

De regieverpleegkundige wordt in het huidige voorstel ten aanzien van de herregistratie afhankelijk van de werkgever. Dit is zowel in het aantonen van werkzaamheden op hbo-niveau als in het creëren van functies die recht doen aan de differentiatie. Hoewel er op dit moment nog geen vaststaande regelingen zijn getroffen over passende salarisschalen bij de twee beroepsprofielen, is het denkbaar dat werkgevers terughoudend zijn in het aanstellen van regieverpleegkundigen. Deze belangenverstrengeling is een onwenselijke situatie.

In het voorstel worden vijf aspecten van het beroepsprofiel onderscheiden voor de verpleegkundige en de regieverpleegkundigen. In de oorspronkelijke wet BIG zijn twee aspecten beschreven. Met de uitbreiding naar deze vijf aspecten wordt al een duidelijker beeld geschetst van de verantwoordelijkheden en taken van de verpleegkundige. Echter blijft het tweede aspect van de originele wet BIG in tact zoals voorheen, namelijk ‘het ingevolge opdracht van een beroepsbeoefenaar op het gebied van de individuele gezondheidszorg verrichten van handelingen in aansluiting op diens diagnostische therapeutische werkzaamheden’. Als u deze zin voorlegt aan een willekeurige patiënt, verpleegkundige of arts lijkt de interpretatie van deze zin zeer wisselend. Deze zin is niet meer actueel en voegt niets toe aan de kwaliteit van de zorg of aan de bescherming van de patiënt, doordat de zin vaag blijft.
Een aanpassing zou kunnen zijn; Het in opdracht van een arts verrichten van handelingen die de kwaliteit van het zorgproces verbeteren. Dit sluit meer aan op de praktijk, de verantwoordelijkheid voor het zorgproces ligt ook bij de verpleegkundige. Als de arts een opdracht geeft die het zorgproces negatief kan beïnvloeden is het de verantwoordelijkheid van de verpleegkundige om hier kritisch naar te kijken.

Vraag3

Het ministerie van VWS heeft opdracht gegeven voor een verkennend onderzoek naar het overgangsrecht voor de huidige groep verpleegkundigen. In afwachting van het onderzoek is het voorlopige voorstel om de mbo- en inservice- opgeleide verpleegkundigen met aanvullende gecertificeerde scholing, waarvan het niveau en inhoud gelijk staat aan een hbo-opleiding tot verpleegkundige (NLQF-6), de mogelijkheid te bieden om zich te registreren als regieverpleegkundige.

Heeft u suggesties ten aanzien van dit voorstel?
Het voorstel is duidelijk. Echter de specifieke manier waarop inhoud en niveau van de gecertificeerde scholingen worden vergeleken met de hbo-opleiding is niet duidelijk. Kan de mbo-verpleegkundige met een specialisatie zich net zo profileren als een hbo-verpleegkundige met drie/vier jaar hbo-onderwijs? Wat betekent dit voor de diverse vervolgopleidingen en wie beoordeelt het niveau? Dit voorstel geeft nog meer vaagheden in de huidige discussie. Het is onduidelijk welke vervolgopleidingen op mbo- of hbo-niveau gecertificeerd worden. Een uitspraak hierover is noodzakelijk. Verder adviseren we om landelijke afspraken te maken om de verworven competenties te beoordelen door middel van een assessment.

Vraag4

In het algemeen deel van de memorie van toelichting is een paragraaf opgenomen over de administratieve lasten van dit wetsvoorstel.

Ziet u mogelijkheden om de doelen van het wetsvoorstel (met name: het op peil houden van de deskundigheid van beroepsbeoefenaren in de gezondheidzorg) te bereiken met minder administratieve lasten?
De herregistratie op basis van 100 uur per vijf jaar voltijds dienstverband alleen kwantitatief benaderen, niet kwalitatief zoals in het voorstel wordt beschreven. De verantwoordelijkheid van deskundigheid bevorderende activiteiten kan belegd worden bij het individu. Indien 100 uur wordt geïnvesteerd in deskundigheid bevordering kan ervan uit worden gegaan dat de zorgverlener zichzelf heeft ontwikkeld. Een generiek registratiesysteem, zoals bij medisch en verpleegkundig specialisten al doorgevoerd is, zorgt voor duidelijkheid en een verminderde administratieve last.

Bijlage