Wetsvoorstel BIG-II

Reactie

Naam Academisch Medisch Centrum (drs. P. Doedens)
Plaats Amsterdam
Datum 17 januari 2018

Vraag1

Het wetsvoorstel introduceert de titel ‘regieverpleegkundige’ voor hbo-opgeleide-verpleegkundigen.

Heeft u suggesties ten aanzien van dit voorstel?
De titel 'regieverpleegkundige' doet om verschillende redenen geen recht aan het beoogde doel, namelijk een helder onderscheid tussen de hbo-verpleegkundige en mbo-verpleegkundige.

Ten eerste lijkt de regieverpleegkundige vooral een functietitel te zijn. Als beroepstitel is de term ongeschikt omdat het suggereert dat de regieverpleegkundige vooral regisserende taken heeft (de praktijk is anders). Het onderscheid tussen mbo- en hbo-verpleegkundigen zit hem niet louter in de regisserende taken, dat is een groteske simplificatie van de werkelijkheid.

Ten tweeede lijkt de term regieverpleegkundige sterk op de functietitel regiebehandelaar in de GGZ. Deze functie wordt uitgevoerd door bijvoorbeeld een psychiater, psychotherapeut, klinisch (neuro)psycholoog, GZ-psycholoog of verpleegkundig specialist. Deze functie is verantwoordelijk voor de integraliteit van het gehele behandelproces. In de GGZ is het aannemelijk dat er grote verwarring gaat optreden tussen beide functies. Dit is zorgwekkend, mede omdat de term regieverpleegkundige wordt geïntroduceerd om te zorgen voor onderscheid met een sterk verwant beroep (de mbo-verpleegkundige). Er wordt nu verwarring gecreëerd met een veel minder verwante functie (regiebehandelaar). Hierbij is de uitdrukking "van de regen in de drup" m.i. van toepassing.

Ten derde is staat deze ontwikkeling haaks op de ontwikkeling in andere landen. Steeds meer landen hanteren de regel dat de registered nurse (RN) een bachelor-diploma (EQF6) heeft en dat voor de verpleegkundige met een opleiding in het "vocational" onderwijs (EQF4) een alternatieve naam wordt bedacht (practical nurse, enrolled nurse etc.). Door de verpleegkundige op bachelorniveau te hernoemen gaan wij niet mee in deze internationale trend, waardoor beroepsbeoefenaren internationaal moeilijker te vergelijken zijn.

Er zijn mijns inziens twee acceptabele alternatieven voor de term regieverpleegkundige. De eerste is het beestje noemen bij de naam. Het doel van deze exercitie is om onderscheid te maken tussen de mbo-verpleegkundige en hbo-verpleegkundige. Laten we deze zich dan registreren als mbo-verpleegkundige en hbo-verpleegkundige. Een nog beter alternatief zou zijn om de hbo-verpleegkundige te laten registreren als verpleegkundige en de mbo-verpleegkundige als basisverpleegkundige of praktisch verpleegkundige. Dit onderscheid sluit beter aan bij de internationale ontwikkeling en voorkomt (met name in de GGZ) verwarring met andere functies en beroepen.

Vraag2

De toelichting beschrijft dat een regieverpleegkundige, om in aanmerking te komen voor herregistratie, zal moeten aantonen dat voldoende werkzaamheden zijn verricht binnen het deskundigheidsgebied van de regieverpleegkundige en op het niveau (NLQF-6) dat wordt verworven met het afronden van een opleiding tot regieverpleegkundige.

Werkzaamheden die door een regieverpleegkundige worden verricht op het niveau dat wordt verworven met het afronden van een opleiding tot verpleegkundige (NLQF-4) zijn dus niet relevant voor herregistratie als regieverpleegkundige.

Is de eis voor herregistratie voor de regieverpleegkundige voldoende helder en uitvoerbaar in de praktijk? Heeft u suggesties ten aanzien van dit voorstel?
Als voor de herregistratie het niveau van werkzaamheden belangrijk wordt gemaakt (m.i. terecht) moet eerst goed worden vastgesteld welke werkzaamheden dat betreft. De tekst in de toelichting voorziet daar onvoldoende in. Mijn suggestie is om dit uit te werken in lagere wetgeving na uitgebreide consultatie met de verschillende beroepsgroepen.

Vraag3

Het ministerie van VWS heeft opdracht gegeven voor een verkennend onderzoek naar het overgangsrecht voor de huidige groep verpleegkundigen. In afwachting van het onderzoek is het voorlopige voorstel om de mbo- en inservice- opgeleide verpleegkundigen met aanvullende gecertificeerde scholing, waarvan het niveau en inhoud gelijk staat aan een hbo-opleiding tot verpleegkundige (NLQF-6), de mogelijkheid te bieden om zich te registreren als regieverpleegkundige.

Heeft u suggesties ten aanzien van dit voorstel?
Ik ben het volledig eens met de suggestie dat er een ruimhartige overgangsregeling moet komen voor collega's die al lange tijd in het werkveld werkzaam zijn. Ik zou deze regeling graag opgeknipt zien in twee delen:

1. Verpleegkundigen met een mbo of inservice-opleiding met een verpleegkundige specialisatie dienen op hetzelfde niveau te worden geregistreerd als de hbo-verpleegkundige. Hierbij valt te denken aan ambulanceverpleegkundigen, sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen, IC-verpleegkundigen, diabetesverpleegkundigen etc. etc. De lijst met opleidingen die hier mogelijk voor in aanmerking komen is lang en zal nooit volledig zijn. Opleidingen voor verpleegkundigen die opleiden tot een door de beroepsgroep algemeen erkende verpleegkundige specialisatie zouden hiervoor in aanmerking moeten komen. Het lijkt mij wijs om de beroepsgroep daar zelf de regie in te geven, bijvoorbeeld vanuit de beroepsvereniging V&VN.
2. Verpleegkundigen met een mbo of inservice-opleiding zonder een verpleegkundige specialisatie, maar die toch in aanmerking denken te komen om geregistreerd te worden als hbo-verpleegkundige moeten de mogelijkheid geboden krijgen om middels een assessment hun niveau aan te tonen. Dit zorgt voor een uitweg voor verpleegkundigen met een aanvullende opleiding die niet algemeen erkend wordt door de beroepsgroep als verpleegkundige specialisatie.

Vraag4

In het algemeen deel van de memorie van toelichting is een paragraaf opgenomen over de administratieve lasten van dit wetsvoorstel.

Ziet u mogelijkheden om de doelen van het wetsvoorstel (met name: het op peil houden van de deskundigheid van beroepsbeoefenaren in de gezondheidzorg) te bereiken met minder administratieve lasten?
De registratielast in de zorg is een groot en zeer complex probleem. De beroepstitels van zorgverleners heeft hier slechts beperkt mee te maken. Door de bevoegdheden van professionals goed te regelen wordt onnodige supervisie voorkomen en wordt discussie over nodige supervisie vermeden. Het op peil houden van de deskundigheid is geen oorzaak, maar een bedreigd slachtoffer van de administratieve lasten in de zorg. Ik zie daarom vanuit dit wetsvoorstel geen duidelijke relatie met de administratieve lasten en we zullen (als andere wet- en regelgeving blijft zoals hij is) deze doelen moeten proberen te bereiken ondanks deze administratieve lasten.