Wetsvoorstel bovenbouw havo-vwo
Reactie
Naam
|
Radboud Universiteit Nijmegen, Algemene cultuurwetenschappen (Dr. E.M. van Meerkerk)
|
Plaats
|
Nijmegen
|
Datum
|
26 september 2012
|
Vraag1
Welke opmerkingen heeft u over het wetsvoorstel inzake de Tweede Fase havo en vwo?
Het voorstel tot wijziging van artikel 39.3 van de wet Wet voortgezet onderwijs BES gaat blijkens de memorie van toelichting en de toelichting op de pagina ‘internetconsultatie’ uit van twee, mijns inziens onjuiste, veronderstellingen.
a. dat Nederlands, Engels en Wiskunde als ‘kernvakken’
kunnen worden aangeduid;
b. dat de kwaliteit van cultuureducatie erbij gediend is
wanneer het vak CKV wordt opgenomen “in vakken als
Nederlands, moderne vreemde talen, en/of geschiedenis”,
of door het aan te bieden in het vrije deel.
Ad a. In het overheidsbeleid in brede zin en in specifiek beleid ten aanzien van kunst, cultuur en cultuureducatie, alsook economie, innovatie en wetenschap, gaat de regering de laatste tijd terecht uit van de noodzaak aandacht te besteden aan ‘21st Century Skills’, te lezen als een nadruk op creatief of divergent denken. Theoretici van alle wetenschappelijke disciplines zijn het erover eens dat kunstonderwijs, in een combinatie van kunstpraktijk, -ervaring en -theorie, bij uitstek hieraan bijdraagt. Het is in dat opzicht bijzonder bevreemdend om klassieke vakken, hoe nuttig deze ook zijn, meer gewicht te zien krijgen dan een cluster dat leerlingen meer dan andere vakken op de samenleving van de toekomst voorbereidt.
Ad b. Eén van de manco’s van het schoolvak CKV in de eerste fase van haar invoering was gelegen in de diffuse bevoegdheidsregeling, waarin docenten van de taalvakken en geschiedenis automatisch bevoegd waren verklaard, en de praktijk die daaruit volgde. Scholen hebben veel tijd en moeite gestoken om dit op te vangen. Universitaire lerarenopleidingen leveren inmiddels een aanzienlijk aantal eerstegraads bevoegde docenten af met een achtergrond in Cultuurwetenschappen en Kunstgeschiedenis. Kunstvakopleidingen scholen docenten effectief bij in masteropleidingen Kunsteducatie. De expliciete suggestie in de memorie van toelichting om het gestelde doel, “op structurele en herkenbare wijze” kennismaken met kunst en cultuur, te bereiken, is een stap terug en miskent het succesvolle beleid en de investeringen die zijn gedaan door de scholen en het Hoger Onderwijs. Wanneer kunst en cultuur, zoals hierboven betoogd, van essentieel belang zijn, dienen zij een plaats te behouden in een algemeen verplicht vak in het voortgezet onderwijs.