Wetsvoorstel bovenbouw havo-vwo
Reactie
Naam
|
f.a. waaldijk
|
Plaats
|
beek-ubbergen
|
Datum
|
20 november 2012
|
Vraag1
Welke opmerkingen heeft u over het wetsvoorstel inzake de Tweede Fase havo en vwo?
De afschaffing van CKV als verplicht eindexamenvak zal het aanzien van het vak bij zowel de scholen als de leerlingen verkleinen. Uiteindelijk zal zo de culturele vorming enerzijds en de beeldende vorming anderzijds afnemen in kwaliteit en kwantiteit.
Dit is dubbel schadend. Voor onze maatschappij is beeldtaal een steeds belangrijker onderdeel van de communicatie, niet de geschreven taal. Het kabinet onderschat op een grove manier de invloed van beelden op het maatschappelijk proces. Het voldoende vormen in beeldtaal is zeker niet minder belangrijk dan de vorming in de zogenaamde kernvakken Engels en Nederlands. De vergelijking met Wiskunde laat de laatste zelfs zieltogend achter.
Schrijver dezes, zowel beeldend kunstenaar als wiskundige, durft de stelling aan dat 75% van de middelbare scholieren na afsluiting van hun schoolexamen Wiskunde niet (meer) goed kunnen rekenen. Deze laatste vaardigheid hebben ze wel nodig, wiskunde in het algemeen voor de rest van hun leven nooit meer. Wiskunde wordt derhalve voor de meeste leerlingen volstrekt overtraind, terwijl rekenen en praktisch rekenkundig inzicht ontwikkelen vaak ver achter blijven bij wat de maatschappij echt vraagt.
Vergelijken wij dat met het niveau van beeldende vorming en beeldende ontwikkeling dat nodig is om adequaat de gigantische beeldenstroom die dagelijks op ons wordt afgevuurd te kunnen verwerken, dan kan men toch nauwelijks anders concluderen dan dat deze maatregel maatschappelijk gezien een averechts effect zal hebben.
Temeer wanneer we bedenken dat innovatie (datgene wat Nederland echt heel dringend nodig heeft) niet zonder creativiteit kan. Creativiteit kan (of zou moeten) worden getraind in de beeldende vakken. Denken in plaatjes is een ander type hersenactiviteit dan denken in taal en formules.
Niet onbelangrijk tenslotte is dat culturele vorming raakt aan datgene wat onze maatschappij bindt: onze (diverse) cultuur. Daarom zou ook culturele vorming als vak juist in aanzien moeten stijgen.
De regering geeft met deze maatregel aan dat zij niet in staat is een gedegen probleemanalyse uit te voeren om te bepalen welk onderwijs nodig is voor onze samenleving. Natuurlijk is goed beta-onderwijs belangrijk. Maar het door de strot duwen van nog meer wiskunde ten koste van de minstens zo belangrijke beeldende en cultuurgerichte vakken getuigt van aan blindheid grenzende kortzichtigheid.