Wet excessief lenen bij eigen vennootschap
Reactie
Naam
|
drs. J. Bolding
|
Plaats
|
Apeldoorn
|
Datum
|
8 maart 2019
|
Vraag1
Hebt u vragen of opmerkingen? Op alle onderdelen van dit wetsvoorstel en de toelichting kan worden gereageerd.
Indien sprake is van lenen door de DGA van de BV op zakelijke gronden is er nimmer sprake van excessief lenen. Zodra de zakelijkheid wegvalt of er nooit is geweest, is dat (mogelijk) wel het geval.
Voorbeeld van een financiering aan de DGA door de BV op zakelijke gronden: financiering van een vastgoedportefeuille tegen marktconforme voorwaarden [rente marktconform, de waarde van het onroerend goed groter is dan de lening, borging door hypotheekverklaring].
Voor externe banken zou dit immers evenwel een financiering op zakelijke gronden zijn waarbij nimmer sprake van excessief lenen.
De BV heeft ook de mogelijk om een derde te financieren, altijd op zakelijke gronden, waarbij evenmin sprake is van excessief lenen.
Er is sprake van rechtsongelijkheid indien de DGA een andere behandeling krijgt dan een derde, zowel voor de DGA als de BV.
Leningen op zakelijke gronden worden door de DGA afgelost. Deze liquide middelen staan dan weer tot de beschikking van de BV kunnen voor andere zakelijke doeleinden ingezet worden. Alle door de DGA betaalde rente is resultaat voor de BV en onderhevig aan de heffing van Vennootschapsbelasting.
De voorgestelde wetgeving belemmert het ondernemerschap, flexibiliteit en mogelijkheden van de BV, doordat een zakelijke bestemming voor de beschikbare middelen wordt afgesneden. Dit leidt tot competitief nadeel voor de BV. De in de memorie van toelichting beschreven beperking van de Belastingdienst in de controle op de juiste toepassing van deze wetgeving –als belangrijke reden voor het ontbreken van het onderscheid tussen type leningen- mag dat niet tot gevolg hebben.
Een concreet gevolg van de invoering van deze wetgeving is dat vastgoedportefeuilles van de DGA (deels) extern/bancair gaan worden gefinancierd. Hierdoor krijgt een andere BV dan die van de DGA rentebaten en verkrijgt de BV excessieve liquide middelen vanwege de aflossing. Dat is niet het een beoogde doel van de voorgestelde wetgeving.