Wetsvoorstel Burgerforum kiesstelsel

Reactie

Vraag2

In zijn algemeenheid is het staatsrechtelijk gezien discutabel om de kieswet te wijzigen kort voorafgaand aan verkiezingen waarvan de uitkomst ingevolge deze late wijziging zou kunnen worden beïnvloed. Dit geldt in bijzondere mate voor de voorgestelde wijzigingen onder ARTIKEL I lid I.2 van het voorstel.

Het verhogen van het minimum aantal te overleggen verklaringen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal naar 5.000, binnen een termijn van 2.5 maand voorafgaand aan de Tweede Kamer verkiezingen geeft nieuw toetredende partijen plots nog maar zeer kort de tijd om een veelvoud van het aantal voorheen benodigde verklaringen te verzamelen.

Dit feit wekt de onweerlegbare schijn dat zittende partijen zich bij de aanstaande verkiezingen wensen te bevoordelen ten opzichte van nieuw toetredende partijen. Hoewel op zichzelf staand het voorstel onder ARTIKEL I lid I.2 in rechte zou kunnen worden overwogen en goedgekeurd door de Tweede Kamer zou invoering op een dergelijk korte termijn voorafgaand aan verkiezingen het politieke speelveld staatsrechtelijk onaanvaardbaar vervormen.

Dit is temeer het geval gezien de oprichting van nieuwe partijen in reactie op de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 die op 30 november j.l. is ingevoerd, alsmede de overige maatregelen die door het zittende kabinet genomen zijn.

De ingangsdatum van de voorgestelde wet zou daarom zondermeer na de aanstaande Tweede Kamer verkiezingen dienen te liggen, waarbij de provisie dient te worden gemaakt dat de wet pas in werking kan treden nadat deze verkiezingen ook daadwerkelijk zijn gehouden. Uit de voorliggende tekst van het voorstel blijkt een dergelijk voorbehoud niet.