Wetsvoorstel verduidelijking burgerschapsopdracht in het funderend onderwijs
Reactie
Naam
|
Dr. John Zant
|
Plaats
|
Amsterdam
|
Datum
|
20 juni 2018
|
Vraag1
Wat vindt u van het voorstel, zowel van de voorgestelde wettekst als de memorie van toelichting?
goed
De oriëntatie is nog erg nationaal. Die zou meer gericht moeten worden op wereldburgerschap: Mensenrechten, geschiedenis en belang van de VN, de 17 duurzame ontwikkelingsdoelen van de VN
Vraag2
Biedt het wetsvoorstel voldoende handvatten om invulling te geven aan de burgerschapsopdracht?
Kanttekeningen:
Ondanks goede bedoelingen bij het focussen op diversiteit wordt in feite steeds het verschil tussen mensen benadrukt. Door de ander voortdurend aan te spreken op zijn anders-zijn (gekleurd, moslim, homo, etc.), wordt hij vastgespijkerd op zijn anders-zijn, terwijl het maar één aspect van de vele aspecten van zijn identiteit betreft. Het gevolg kan zijn dat hij steeds meer zijn anders-zijn als zijn totale identiteit gaat ervaren, omdat hij steeds op dat ene aspect van zijn identiteit wordt aangesproken. Het gefocust blijven op het verschil bevordert juist wij-versus-zij denken, discriminatie en uitsluiting. Er ontstaat ééndimensionale communicatie tussen mensen. Ondanks de goede bedoelingen achter termen als diversiteit, tolerantie en verdraagzaamheid, kun je er ook de definitie van de onderling waargenomen en/of gewenste machtsrelatie in bespeuren: de welwillende dominante persoon die het beste voorheeft met die pechvogel die helaas anders is.
Om met F. M. Wibaut te spreken:
“Er is maar één land: de aarde
Er is maar één volk: de mensheid
Er is maar één geloof: de liefde”
Stel dat bovengenoemde doelstellingen van burgerschapsonderwijs worden behaald door de kinderen, dan rijst de vraag in hoeverre ouders en leerkrachten daarmee om kunnen gaan. Er zijn veel autoritair ingestelde ouders, maar ook leerkrachten, met als grondhouding: Je moet doen wat ik je zeg, omdat ik weet wat het beste voor je is. Ze proberen kinderen te vormen tot kopieën van zichzelf in plaats van hun individuele identiteit tot ontplooiing te brengen. De kinderen ontwikkelen in aanwezigheid van de autoriteit onder dwang gehoorzaamheid en proberen in afwezigheid van de autoriteit zelf de autoriteit uit te hangen over de rug van andere kinderen. Helaas zijn ook vele leerkrachten nog aangewezen op autoritaire opvoedingsmethoden, omdat ze zelf de benodigde sociaal-emotionele competenties voor een “autoritatieve” opvoedingsstijl (consequente op het kind gerichte regels en sturing bieden waarbinnen kinderen zich vrij kunnen ontplooien) ontberen. De pabo-curricula besteden weinig aandacht aan de ontwikkeling van sociaal-emotionele competenties van kinderen en nog minder aan die van de aanstaande leerkrachten. Tot “wereldburger” gevormde kinderen zullen botsen met hun autoritaire opvoeders en met andere autoritair ingestelde mensen waarmee ze te maken krijgen.