Wetsvoorstel verduidelijking burgerschapsopdracht in het funderend onderwijs
Reactie
Naam
|
B.C. Molenberg
|
Plaats
|
Utrecht
|
Datum
|
17 juni 2018
|
Vraag1
Wat vindt u van het voorstel, zowel van de voorgestelde wettekst als de memorie van toelichting?
Niet nodig.
Houdt u zich alstublieft achterwege op het gebied van burgerschap. Er zijn binnen onderwijsland genoeg ontwikkelingen op het gebied van dit vlak (denk aan curriculum.nu en Bij de Tijd 3 voor het geschiedenisonderwijs). Het mooie daaraan is dat docenten (lees: de vakmensen) hier de discussie leiden. Zij denken immers ook aan andere zaken dan resultaten en opbrengsten.
In het wetsvoorstel impliceert u dat kennis over de rechtsstaat, democratie en de Grondwet bij burgerschap behoren, hetgeen een zeer nauwe en passieve opvatting van burgerschap impliceert. Dan vergeet u ook nog eens dat deze onderdelen al deel uitmaken van de eindtermen voor de schoolvakken maatschappijleer en geschiedenis.
Het onderwijs is zich de afgelopen jaren al zoveel meer gaan richten op leeropbrengsten en resultaten. Burgerschap is bij uitstek de plek waar ook gedacht kan worden aspecten als socialisatie en subjectificering van de leerling als mens; termen die niet gevat kunnen worden in leerresultaten. Het is een proces, iets dynamisch, iets flexibels: de inhoud van het concept verandert per tijd en context. We kunnen het niet vatten, en precies dat is het mooie aan burgerschap: het weerspiegelt onze mooie, diverse (democratische (!)) samenleving.
Vraag2
Biedt het wetsvoorstel voldoende handvatten om invulling te geven aan de burgerschapsopdracht?
Geenszins.