Coronabelastingschulden

Reactie

Naam Koninklijke INretail (AJ van Dijken)
Plaats Zeist
Datum 20 april 2022

Vraag1

1a. In welke sector bent u werkzaam?
1b. Wat is de omvang en rechtsvorm van uw bedrijf?
Koninklijke INretail is de vertegenwoordiger van de non-food retail.

Vraag2

2a. Wat vindt u van het beleid en aanpak m.b.t. de corona-belastingschulden waarvoor u of uw achterban uitstel van betaling heeft gehad?
2b. Kunt u dit toelichten?

2.a. Voorop gesteld dat de mogelijkheid om belasting uit te stellen welkom was om door de crisis te komen, is het rentepercentage waarmee gerekend wordt te hoog, de terugbetaaltermijn te kort en het beleid onvoldoende helder.

2.b. De gemiddelde opgebouwde belastingschuld in de detailhandel verschilt per branche. Zo lag in augustus 2021 de belastingschuld voor een kledingwinkel op gemiddeld € 115.000,- en voor een schoenenwinkel op € 193.000,-. Dat is respectievelijk zo’n 20% – 25% van de gemiddelde jaaromzet.

Het risico op toename van betalingsproblemen binnen de retail is reëel. De lage winstmarges in de retail betekenen dat de openstaande schulden sterk drukken op de levensvatbaarheid van de onderneming. Daarom moet de rente op de openstaande schuld lager worden en moet de terugbetaalperiode langer worden.

De onduidelijkheid rond het beleid ontstond onder meer doordat de btw-afdracht in Q1 2022 niet onder het uitstel bleek te vallen. Hiermee hebben ondernemers geen rekening gehouden. Immers was de boodschap dat het uitstel verlengd was tot en met 31 maart 2022.

Vraag3

3a. Verwacht u knelpunten bij het aflossen van de opgebouwde (corona)belastingschuld voor ondernemers?
3b. Zo ja, welke knelpunten en in welke sector(en)?
3c. Welke cijfers/signalen heeft u die genoemde knelpunten kunnen onderbouwen?
3d. Welke oplossingsrichtingen ziet u voor deze knelpunten en waarom?
3.a. Ja.
3.b. Het risico op toename van betalingsproblemen binnen de retail is reëel. De lage winstmarges in de retail betekenen dat de openstaande schulden sterk drukken op de levensvatbaarheid van de onderneming. Dit verschilt per branche in de retail, omdat niet elke branche even zwaar getroffen is door de coronamaatregelen of een even grote belastingschuld hebben opgebouwd. De levensvatbaarheid staat zowel voor de korte als lange termijn onderdruk. Enerzijds door de verplichting tot het snel terug betalen van de (belasting)schulden en anderzijds omdat er geen financiële ruimte is voor het doen van noodzakelijke investeringen in digitalisatie, duurzaamheid en medewerkers voor de toekomst.
3.c. Uit de analyse van De Nederlandsche Bank (DNB) van 30 maart 2022 blijkt dat veel branches in de retail onder de hoog risico-categorie vallen, omdat ze meer dan 50% van hun winst af moeten dragen in de terugbetaalperiode (rapport ‘De invloed van het corona steun- en herstelpakket op het Nederlandse bedrijfsleven’). Uit onderzoek van INretail blijkt, dat voor zes op de tien ondernemers de omzetdaling tijdens corona ook een daling van de winst plus een daling van het eigen vermogen betekende. Voor twee derde van de ondernemers daalde het eigen vermogen met meer dan 20% en voor zes op de tien betekent dit dat privévermogen ook gedaald is. De solvabiliteitsfactor is fors gedaald, doordat eigen vermogen ingezet is (zowel liquide middelen als bijvoorbeeld verkoop van vastgoed) om omzetverlies en gedaalde winsten te compenseren. Het vreemd vermogen is gestegen door belastingschulden én aanvullende kredieten die nodig waren om te overleven.
3.d.
• Lagere rente op de openstaande belastingschuld door de gehele terugbetaalperiode maximaal 0,1% rente te heffen. Immers hebben bedrijven in de retail niet de mogelijkheid te profiteren van lagere rentes doordat ze niet snel terug kunnen betalen.
• De periode van 60 maanden verlengen naar 120 maanden.
• Maak het mogelijk de terugbetaling tijdelijk te pauzeren als investeringen in de knel komen of wanneer sprake is van een onvoorziene liquiditeitsdip.
• Schulden moeten worden kwijtgescholden bij in de kern gezonde ondernemingen die getroffen zijn door corona en die in de hoog risico categorie vallen volgens DNB. Eventueel kan gekozen worden voor terugbetalen naar draagkracht waarbij nooit meer dan 25% van de winst afgedragen moet worden en wat na de aflossingsperiode nog niet betaald is, wordt kwijtgescholden.

Vraag4

4. Hoe kan de Belastingdienst vanuit het perspectief van dienstverlening, bijdragen aan het verminderen van eventuele knelpunten?
Meer coulance en meer zelfstandige beslisbevoegdheid van Belastinginspecteurs om ondernemers tegemoet te komen.

Vraag5

5a. Wat is uw beeld van de ontwikkeling van liquiditeit en solvabiliteit bij uw bedrijf of bij uw achterban?
5b. Heeft u of uw achterban voldoende ruimte voor noodzakelijke bedrijfsinvesteringen en voor schuldaflossing?
5c. Kunt u dit toelichten?
5.a. De middelen van een retailonderneming zitten in de voorraden. Vóór de coronacrisis hebben zij hun voorraad vooraf kunnen betalen, wetende dat het in normale tijden snel verkocht wordt en er voldoende liquiditeit wordt vrijgemaakt. Door de lockdowns in 20/21 en 21/22 hebben retailers echter de vooraf betaalde voorraad niet kunnen verkopen. Dit is een enorme aanslag geweest op de liquiditeit. Dit is nog eens verergerd, doordat de waardedaling van goederen die lang onverkocht blijven groot is. Bij de eerste lockdown vond nog enige compensatie plaats, maar in de tweede lockdown is het waardeverlies niet gecompenseerd. Daarnaast kwam meer dan 80% van de retail niet voor steun in aanmerking tijdens de tweede lockdown vanwege de kwartaalsystematiek, maar heeft wel meer dan 20% omzetverlies gehad in de periode van de tweede lockdown. Uit onderzoek door DNB (De financiële positie van het Nederlandse mkb één jaar na de Covid-19 uitbraak, 3 juni 2021) blijkt dat binnen de retail grote verschillen bestaan. Aan die verschillen moet rekenschap gegeven worden.
5.b. Nee. De solvabiliteitsfactor is extreem gedaald, doordat eigen vermogen ingezet is (zowel liquide middelen als bijvoorbeeld vastgoed) om het verlies te compenseren. Het vreemd vermogen is gestegen door belastingschulden én aanvullende kredieten die nodig waren.
5.c. De grootbanken financieren de retail niet meer en de openstaande (belasting)schulden leiden tot het stopzetten en opeisen van kredieten. Verzoeken tot een gesprek voor financieel advies leiden tot doorverwijzing naar bijzonder beheer. Banken willen een solvabiliteit van 35% bij het verstrekken van een financiering. Voor het overnemen van winkels of het starten van winkels levert geen van de grootbanken nog enig krediet. Middelen om te investeren in toekomstige ontwikkelingen, verduurzaming en personeel ontbreken in de onderneming zelf. De belastingschulden (en overige schulden) drukken zwaar op de exploitatie. In het geval van bijvoorbeeld damesmodezaken moet zeven op de tien met een belastingschuld méér dan de helft afdragen van de winst. Dezelfde winst waarmee geinvesteerd moet worden en waaruit een ondernemer zijn of haar eigen inkomen moet halen.

Vraag6

6a. In hoeverre hoort u signalen dat in de kern gezonde bedrijven in betalingsproblemen komen?
6b. Verwacht u hiervan een toename en in welke sectoren?
6c. Wat verwacht u hierbij van de Belastingdienst, naast de betalingsregeling van vijf jaar en de bestaande mogelijkheden voor sanering?
6.a. Dit is een veelgehoord geluid. Mede doordat de economie nog altijd achterloopt, de bedrijfskosten stijgen zonder dat deze doorberekend kunnen worden op de korte termijn en consumenten de hand op de knip houden.

6.b. Ja, in de gehele non-food retail en specifiek in de mode-, sport- en schoenenbranche.

6.c. Meer coulance, lagere rentes, langere terugbetaalperiode, betaalpauzes en (gedeeltelijke) kwijtschelding.

Vraag7

7a. Verwacht u faillissementen? Zo ja, kunt u dit toelichten naar sector, omzet van het bedrijf en de rechtsvorm?
7b. Kunnen ondernemers/kunt u de weg vinden naar juiste instanties?
7.a. Ja, wij verwachten dat 20% van de retailondernemingen failliet zal gaan in de non-food. Specifiek in middelgrote steden en langs de grensstreken. Dit betreft hoofdzakelijk zelfstandig ondernemers die privé aansprakelijk zijn en in minder mate ondernemers met een BV.

7.b. Nee. Achter veel ondernemingen zitten verborgen armoede en zorgt voor een heel hoog stressniveau waardoor het extra moeilijk is om de juiste stappen te ondernemen en de juiste instantie voor hulp te vinden. Stoppen met een onderneming heeft vaak een hoge drempel en is ook niet aantrekkelijk vanwege de langdurige gevolgen.

Vraag8

8. Welke mogelijke problemen ziet u bij ondernemers om te stoppen met het bedrijf, indien de situatie daarom vraagt?
Ondernemers die hun onderneming willen beëindigen of herstructureren en doorstarten lopen tegen veel drempels aan. De persoonlijke aansprakelijkheid van ondernemers voor zowel de toekomstige huurpenningen als de transitievergoeding aan medewerkers voorkomt dat een grote groep ondernemers hun bedrijfsvoering beëindigt. Huurcontracten en personeelsovereenkomsten kunnen niet ontbonden worden. Dit moet makkelijker gemaakt worden.

De Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) en de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) zijn te kostbaar voor kleine ondernemers, terwijl zij een groep zijn met veel risico’s. Daarnaast is de WHOA te ingewikkeld voor (kleine) ondernemers, waardoor dure expertise moet worden ingekocht. Landelijke brancheorganisaties zoals INretail mogen geen WHOA-trajecten doen voor eenmanszaken en vennoten. Daardoor moeten ondernemers extra kosten maken, terwijl wij (en andere brancheorganisaties) kennis wel in huis hebben.

De transitievergoeding is geen onderdeel van een minnelijk (ondershands) akkoord. Bij een WHOA valt de transitievergoeding buiten het WHOA-akkoord en is er dus meer geld nodig voor een akkoord. Dit is voor veel ondernemers te kostbaar. Zowel als zij een onderneming willen beëindigen als bij herstructurering. In die gevallen dat de wet wel een compensatie transitievergoeding kent, moet de ondernemer deze eerst voorschieten.

Het schuldsaneringstraject voor de door corona opgebouwde schulden is te lang en moet verkort worden naar één jaar. Ondernemers proberen nu een persoonlijk faillissement met drie tot vijf jaar van enorme impact op hun privéleven te voorkomen.

Tegenover gedane investeringen, zoals bijvoorbeeld voor verduurzaming, staat geen inkomen bij het beëindigen van een onderneming, maar de opgenomen lening voor de investering gaat over op de privépersoon. Dit kan een te zware last zijn, waardoor de ondernemer zijn bedrijf niet beëindigd.