Introductie conservatoire afname van celmateriaal voor DNA-onderzoek

Reactie

Naam mr drs A H den Draak
Plaats Rotterdam
Datum 18 april 2023

Vraag1

Wat is uw reactie op het conceptwetsvoorstel en de memorie van toelichting?
Met dit wetsvoorstel wil de wetgever het percentage DNA-profielen van veroordeelden in de DNA-database verhogen. Hoewel dat niet direct duidelijk is, lijkt het probleem dat daarmee wordt opgelost vooral te zijn dat momenteel een deel van de verdachten de benen neemt voordat (tijdens de detentie) DNA kan worden afgenomen en dat dit kan worden voorkomen door reeds bij verdenking van een misdrijf DNA af te nemen.

Hoewel DNA in opsporingsonderzoeken geen sluitend bewijs van daderschap oplevert, kunnen DNA-profielen dienstbaar zijn in het opsporingsonderzoek. Het liefst zou je van iedereen die in Nederland verblijft een DNA-profiel bewaren, zodat dit met een druk op de knop kan worden opgevraagd. De vraag is dan of deze inbreuk op de privacy en onaantastbaarheid van het lichaam opweegt tegen het doel (proportionaliteit en subsidiariteit). Het antwoord daarop is eenvoudigweg “nee”.

De volgende vraag is dan waarom dit niet zou gelden voor verdachten van misdrijven. Verdachte is immers iedereen waarvan een opsporingsambtenaar denkt dat hij of zij verdachte is. De drempel is in die zin laag en subjectief. Algemeen bekend is dat in Nederland relatief veel mensen onterecht worden opgesloten. In 2020 zijn maar liefst 4584 schadevergoedingen wegens onrechtmatige detentie toegekend door de rechter, wat (hoogst) waarschijnlijk slechts een deel is van de mensen die in het kader van een opsporingsonderzoek zijn aangehouden en opgesloten.

Als nu verdachten, waarvan we dus op basis van ervaring en cijfers weten dat er relatief veel onschuldigen tussen zitten, ook gevraagd wordt hun rechten op privacy en onaantastbaarheid op te geven, vraagt dat om een stevige onderbouwing. Uitsluitend het opschroeven van een percentage DNA-profielen in een DNA-databank – even los van het achterliggende doel – lijkt mij daarvoor ontoereikend, te meer daar dit mogelijk ook met andere middelen bereikt kan worden.

Schending van grondrechten kan slechts onder zeer bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd worden, als geen andere middelen beschikbaar zijn. Mij lijken in dit geval andere middelen passender, zoals het voorkomen van verdwijningen van verdachten of het opsporen van verdwenen verdachten. Dit in samenhang met de verbetering van de kwaliteit van opsporing waardoor het aantal onrechtmatige detenties daalt. Daarmee spannen we het paard niet achter, maar vóór de kostbare wagen van de rechtsstaat.