Implementatiewet richtlijn energie-efficiëntie

Reactie

Naam Vereniging Nederlands Kalkzandsteenplatform (Ir. M.H.M. Nieuwenhuys)
Plaats Huizen
Datum 21 oktober 2013

Vraag1

Afwijken van de richtlijn of aanvullend nationaal beleid is in dit wetsvoorstel niet aan de orde.
In Hoofdstuk 3, 4 en 5 van de Memorie van Toelichting wordt per inhoudelijk onderwerp beschreven op welke manier de richtlijn wordt geïmplementeerd. Vindt u dat dit op de juiste manier gebeurt en zo nee, waarom niet?
Als uitganspunt on niet af te wijken van de richtlijn of aanvullend nationaal beleid te voeren, geen bezwaar. Anderzijds hoeft NL zich niet Roomser te betonen en zou het als lidstaat gebruik moeten maken van de mogelijkheden om het Level Playing Field te versterken waar van belang en noodzakelijk. In het geval van de kalkzandsteen- en cellenbetonindustrie geldt dat de verplichting inzake MJA3 - ook van de zijde van de betrokken (4 destijds) ministeries.

Vraag2

Afwijken van de richtlijn of aanvullend nationaal beleid is in dit wetsvoorstel niet aan de orde. In het wetsvoorstel zelf, in onderdeel II van de Memorie van Toelichting (de artikelsgewijze toelichting) wordt toegelicht hoe onderdelen van de richtlijn in nationale wetten worden omgezet.

Heeft u eventuele suggesties ter verbetering van de omzetting en zo ja welke en waarom is dat beter?
1. Het streven tot energiebesparing van 1,5% per jaar gezamenlijk is in het energie akkoord uitgewerkt en komt terecht niet in het wetsvoorstel voor. De systematiek van berekening van de energie efficiency in MJA3 houdt echter onvoldoende rekening met sterke schommelingen in de productie met als gevolg ongewenste effecten op de energie efficiency. Voorbeeld 2012 in genoemde sector: absoluut lager energieverbruik 7% t.g.v. sterke productiedaling (crisis), energie efficiency verbetering 0%. Een ontsnappingsclausule voor de sector moet hierin voorzien, dat redelijkerwijs aan de verlichting niet kan worden voldaan. Dit geldt zowel de realisatie van de energie efficiency maar ook de verplichting tot investeringen bij een terugverdientijd van 5 jaar.
2. Waar niet in is voorzien, is de aanpak van bedrijven die in de MJA- en MEE-sectoren buiten de convenanten blijven (free riders gedrag). Weliswaar hebben deze bedrijven ook audit verplichting, maar zij moeten individueel - wettelijk - afgerekend worden op het besparingsdoel, gekoppeld aan een sanctie. Dat free riders gedrag moet niet gedoogd worden of al te makkelijk worden gemaakt, integendeel .
3. De uitwerking van art. 20 van de richtlijn krijgt een té beperkte invulling met uitsluitend een revolverend fonds voor de gebouwde omgeving. Faciliteren van investeringen voor de industrie ontbreekt! Dit zou vooral voor bedrijven in de MJA- en MEE-sectoren beter gestalte moeten krijgen. Als optie kan genoemd worden het vrijstellen van energiebelasting (op aardgas) op grond van de EU richtlijn Energiebelastingen voor de mineralogische procedés (art. 2.4.b, één van de 5 gebruiken van energie, als effectieve maatregel die het Level Playing field op dit punt herstelt (omringende landen verlenen de vrijstelling). Op dit punt maken de ministeries als contractpartij in het convenant de verplichting niet waar om (art. 2.3) "zich tot het uiterste in te spannen dat bedrijven op een Europees en mondiaal gelijkblijvend speelveld kunnen opereren" (a), alsmede "het bedrijfsleven gevrijwaard blijft van per saldo lastenverzwaringen - conform het coalitieakkoord en de miljoenennota 2008" waar met de verhoging van de energiebelasting in 2013 het tegendeel van bewezen is.
4. Vraag m.b.t. Transponeringstabel: Art. 14 6e lid, 2 en 8: "kleine" installaties zouden in NL niet voorkomen, graag nadere toelichting en onderbouwing.