Recht op een eerlijk proces in de Grondwet
Reactie
Naam | Konijnenbeltwetgeving.nl (prof. mr. W. Konijnenbelt) |
---|---|
Plaats | Breda |
Datum | 30 augustus 2014 |
Vraag1
Wat vindt u van de voorgenomen bepaling over het recht op een eerlijk proces?U kunt reageren op alle onderdelen van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting.
Ook dit is een sympathiek voorstel. Maar de draagwijdte ervan is geheel onbepaald, doordat niet is aangegeven wannéér iemand recht heeft op een eerlijk proces.
De tekst suggereert dat iedereen IN ALLE GEVALLEN recht heeft op een eerlijk proces enz., dus allereerst in alle gevallen (die hem goeddunken) toegang tot een rechter kan krijgen -- daarzonder kom je aan dat eerlijke proces immers niet toe. Maar dat is een onmogelijkheid, zoals overduidelijk is: niet elke onenigheid hoeft aan de rechter te kunnen worden voorgelegd. Een algemene 'garantie' van toegang tot de rechter is niet goed denkbaar; zelfs par. 19, vierde lid, van de Duitse Grondwet doet dat niet, maar beperkt het recht op toegang tot de gevallen waarin iemands rechten door een overheidsorgaan worden geschonden.
Het EVRM kan recht op een eerlijk proces toezeggen door dat te beperken tot twee gebieden: vaststellen van burgerlijke rechten, en het EU-Handvest doet iets soortgelijks door zich alleen te richten op de gevallen waarin iemands door het EU-recht beschermde rechten of vrijheden zijn geschonden. In de MvT wordt terecht betoogd dat dat te beperkt zou zijn voor de beoogde bepaling. Maar hier wordt doorgeslagen naar de andere kant: er ontbreekt een 'normconditie' die de contouren aangeeft van de gevallen waarin zo'n recht op een eerlijk proces bestaat.
Bij het bestaande artikel 17 Grondwet, het ius de non evocando, waaraan ook de MvT refereert, speelde het probleem ook. Daar is de begrenzing gevonden door vast te knopen aan 'de rechter die de wet [hem] toekent'. Dat zou ook kunnen worden gedaan in het nieuwe eerste lid van artikel 17. Bijvoorbeeld door de bepaling te laten luiden:
"1. Ieder heeft recht op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn voor de onafhankelijke rechter die de wet hem toekent."
De wetgever krijgt hier een dubbele opdracht: (a) de gevallen aanwijzen waarin toegang tot de rechter bestaat of waarin de rechter anderszins als procesautoriteit wordt aangewezen (strafprocedures), en (b) ervoor zorgen dat de procedure voldoet aan de eisen van een eerlijk proces. En uit de formule volgt verder de opdracht aan de bevoegde rechters, er het hunne aan te doen dat aan het vereiste van een eerlijk proces wordt voldaan.
Daarmee heeft de bepaling haar onbepaaldheid verloren en heeft ze toch de beoogde algemene werking, d.w.z. dat de niet beperkt is tot slechts een aantal domeinen.