Eindejaarsregeling 2024

Reactie

Vraag1

Inzake: verlaging vrijstelling groen beleggen vanaf 1 januari 2025

In de brief van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat worden de ongewenste gevolgen van de verlaging van deze vrijstelling (van 71.251 euro ineens naar 30.000 euro per jaar) behandeld en voor zover deze niet reeds afdoende zijn om van deze verlaging af te zien, navolgende overwegingen ter aanvulling:

1. De beoogde verlaging is een dekkingsmaatregel voor de aanpassingen in de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting. Privé vermogen (groenbeleggingen van burgers) wordt zwaarder belast ten einde bedrijfskapitaal minder zwaar te belasten. Het ontbreekt hier aan een rechtvaardigende rationale.

2. De beschikbare groene beleggingen waarin geïnvesteerd is door burgers zijn over het algemeen langlopende beleggingen die niet van het ene op het andere moment verkocht kunnen worden, dus burgers kunnen niet of nauwelijks anticiperen op deze abrupte verlaging met bijna 60% ineens van de vrijstelling. De abrupte en omvangrijke verlaging ineens druist in tegen het betrouwbaarheidsbeginsel en het beginsel van financiële planbaarheid. Als een overheid een faciliteit in het leven roept om het investeren in groene beleggingen te stimuleren dan mag een burger verwachten dat deze faciliteit van toepassing zal zijn op een redelijk lange termijn (in ieder geval overeenstemmend met de gemiddelde beleggingstermijn van groene beleggingen). Een overheid kan besluiten de vrijstelling (grotendeels) terug te draaien, maar dit zou dan met een acceptabele voorlooptijd moeten gebeuren (bijvoorbeeld 3 of 5 jaar) of een overheid zou de vrijstelling in stappen van 10% per jaar kunnen verlagen.