Wetsvoorstel Erfgoedwet
Reactie
Naam
|
Nederlandse Vereniging van Archeologen (Voorzitter NFHH Vossen)
|
Plaats
|
Amersfoort
|
Datum
|
27 juni 2014
|
Vraag1
Wat vindt u van de algemene uitgangspunten van de wet zoals in paragraaf 1.3 van de toelichting zijn geformuleerd?
Het eerste uitgangspunt is de handhaving van het huidige beschermingsniveau. Daar waar het gaat om de archeologische monumentenzorg wordt een deel geregeld in de Erfgoedwet en een ander deel in de Omgevingswet. Zoals de archeologische monumentenzorg nu in beide concept-wetteksten is opgenomen, wordt het huidige beschermingsniveau zeker gehandhaafd. De Erfgoedwet wordt echter (veel) eerder van kracht dan de Omgevingswet. De NVvA vraagt zich af of en hoe in het traject naar van kracht worden van de Omgevingswet er geen verlies van het beschermingsniveau op kan treden.
Een tweede uitgangspunt van de wet is de mogelijkheid particuliere organisaties in te zetten bij het behoud van cultureel erfgoed. En het laatste uitgangspunt is dat de internationale verplichtingen die Nederland is aangegaan op het gebied van cultureel erfgoed worden meegenomen in het wetsvoorstel. Deze twee uitgangspunten bieden de mogelijkheid om artikel 9 van het Verdrag van Valletta ook in de Nederlandse wetgeving te implementeren. De NVvA stelt voor dit in het wetsvoorstel op te nemen.
Vraag6
In welke mate denkt u dat het invoeren van een stelsel voor wettelijk geregelde certificering in de archeologie leidt tot de verbetering van de kwaliteit van archeologisch onderzoek?
De NVvA vindt het een gemiste kans dat de handelingen bureauonderzoek en programma van eisen buiten de wettelijk verplichte certificering worden gehouden. De Memorie van Toelichting geeft hiervoor onvoldoende onderbouwing. Een goed functionerend kwaliteitssysteem is immers gebaat bij certificering van de hele keten van opdrachtgever, opdrachtnemer, depothouder en bevoegde overheid.
Vraag8
Wilt u nog op andere onderdelen van dit wetsvoorstel reageren?
De NVvA vindt het een goede zaak dat het Centraal archeologisch informatiesysteem door eenieder kan worden geraadpleegd. Het in rekening brengen van kosten, zoals in artikel 5.12.5 staat, doet die openbaarheid weer te niet. Met name voor individuele archeologen kan dit een (financiële) drempel zijn. De NVvA vraagt hier heel terughoudend mee om te gaan.