Wetsvoorstel Erfgoedwet
Reactie
Naam
|
CollectieConsult (ch.e. van rappard-boon)
|
Plaats
|
Amsterdam
|
Datum
|
8 juli 2014
|
Vraag1
Wat vindt u van de algemene uitgangspunten van de wet zoals in paragraaf 1.3 van de toelichting zijn geformuleerd?
Degelijk, maar weinig bevlogen, zie laatste commentaar.
Vraag2
Wat vindt u van de bepaling dat overheden deskundigenadvies moeten inwinnen alvorens over te gaan tot het vervreemden van een cultuurgoed of (deel)collectie van hoge kwaliteit?
Uitstekend, maar moet in een eerder stadium al aan de orde zijn zie mijn eindcommentaar.
Vraag3
Hoe beoordeelt u de verandering waarmee de zorg voor de rijkscollectie en de financiering van de kosten voor het beheer van de rijkscollectie op structurele wijze wettelijk worden vastgelegd?
Positief, maar de wet is nog wat onduidelijk over het hoe.
Vraag4
Wat vindt u van het voorstel om de minister van OCW te verplichten om cultuurgoederen en (deel)collecties van hoge kwaliteit voor de rijkscollectie te aanvaarden als de eigenaar deze kosteloos wenst over te dragen aan de Staat?
Goed voorstel. Is er nagedacht over depots e.d.?
Vraag5
De Erfgoedwet beoogt andere partijen dan de Staat, zoals bijvoorbeeld musea, beter in staat te stellen om zich te melden als mogelijke koper van een beschermd cultuurgoed dat naar het buitenland dreigt te verdwijnen. In welke mate denkt u dat dit ertoe bijdraagt dat beschermd cultuurgoed voor Nederland wordt behouden?
Gering, gezien ervaringen uit het verleden.
Vraag6
In welke mate denkt u dat het invoeren van een stelsel voor wettelijk geregelde certificering in de archeologie leidt tot de verbetering van de kwaliteit van archeologisch onderzoek?
Geen mening
Vraag7
Wat vindt u van de wijze waarop handhaving en toezicht op beheerders van museale cultuurgoederen wordt georganiseerd en geharmoniseerd?
Er is geen sprake van echte harmonisatie, zeker niet tussen de verschillende bestuurslagen
Vraag8
Wilt u nog op andere onderdelen van dit wetsvoorstel reageren?
Laat ik vooropstellen dat ik het een degelijk stukje werk vind. De verschillende wetten zijn op een heldere manier “in elkaar geschoven” en ontdaan van overbodige en onduidelijke passages. Het is zo tot een overzichtelijk en werkbaar geheel geworden.
Maar…. Ik vind het ook een beetje een gemiste kans, zo’n wet maak je maar een keer en hierna zal er waarschijnlijk jaren niets aan veranderd worden. Dan was het nu het moment geweest om een visie op ons erfgoed te ontvouwen die veel integraler was dan hetgeen nu in de Erfgoedwet wordt getoond.
Wij weten immers langzamerhand dat de verschillende vormen van erfgoed: roerend, onroerend, materieel, immaterieel, gebouwd of groen een onderdeel vormen van een verhaal dat wij over de geschiedenis van Nederland, zijn ontstaan, groei en identiteit in samenhang willen vertellen en bewaren. Bij zo’n verhaal past een grotere harmonisatie van criteria die wij toepassen om daar de hoogtepunten in aan te wijzen en ook een wijze van omgang met die criteria die dynamischer is en meer recht doet aan onze veranderende samenleving dan nu wordt ten toon gespreid.
Tenslotte: de nieuwe passages over het afstoten van roerend erfgoed door overheden – een zeer welkome toevoeging – is erg onduidelijk in de uitwerking van de procedure. Wie benoemt nu eigenlijk die commissie van deskundigen? En wie bepaald (want dat gebeurt vóórdat die commissie is bijeengeroepen) of iets cultuurhistorisch belangrijk is?