Wetsvoorstel Erfgoedwet
Reactie
Naam
|
gemeente Breda (drs. F. Peters)
|
Plaats
|
Breda
|
Datum
|
11 juli 2014
|
Vraag1
Wat vindt u van de algemene uitgangspunten van de wet zoals in paragraaf 1.3 van de toelichting zijn geformuleerd?
goed
Vraag2
Wat vindt u van de bepaling dat overheden deskundigenadvies moeten inwinnen alvorens over te gaan tot het vervreemden van een cultuurgoed of (deel)collectie van hoge kwaliteit?
terecht
Vraag3
Hoe beoordeelt u de verandering waarmee de zorg voor de rijkscollectie en de financiering van de kosten voor het beheer van de rijkscollectie op structurele wijze wettelijk worden vastgelegd?
geen mening
Vraag4
Wat vindt u van het voorstel om de minister van OCW te verplichten om cultuurgoederen en (deel)collecties van hoge kwaliteit voor de rijkscollectie te aanvaarden als de eigenaar deze kosteloos wenst over te dragen aan de Staat?
geen mening
Vraag5
De Erfgoedwet beoogt andere partijen dan de Staat, zoals bijvoorbeeld musea, beter in staat te stellen om zich te melden als mogelijke koper van een beschermd cultuurgoed dat naar het buitenland dreigt te verdwijnen. In welke mate denkt u dat dit ertoe bijdraagt dat beschermd cultuurgoed voor Nederland wordt behouden?
geen mening
Vraag6
In welke mate denkt u dat het invoeren van een stelsel voor wettelijk geregelde certificering in de archeologie leidt tot de verbetering van de kwaliteit van archeologisch onderzoek?
Certificering zoals voorgesteld zal niet leiden tot verbetering van de kwaliteit van archeologisch onderzoek. Nu wordt door de sector conform KNA gewerkt. Straks zullen procesmatige audits door certificerende instellingen worden uitgevoerd, in plaats van door de erfgoedinspectie. Het werkproces wordt nu en zal straks bewaakt worden. Het beoogde doel, effectiever kwaliteitsbeleid, zal niet dankzij de certificering behaald worden omdat de certificering niet over kwaliteit, inhoud gaat, maar over het werkproces. Doel en middel sluiten niet op elkaar aan.
Het tegendeel zou kunnen worden bereikt. Het systeem van certificering gaat uit van terug verdienen van de kosten. Gemeentelijke archeologische veldteams hebben ook een soort 'brandweerfunctie'. Projecten die buiten de onderzoeksplicht vallen en waarbij toch archeologische vondsten tevoorschijn komen, worden opgepakt in het algemeen belang. Hier zijn kosten niet verhaalbaar. KLeine gemeentelijke teams zouden opgeheven kunnen worden, vanwege certificeringskosten. Daardoor verdwijnen 'brandweerteams'en gaan archeologische waarden ongezien verloren.
Een overgangsperiode van 1 jaar is te kort om alle benodigde stappen te doorlopen. Het accrediteren van certificerende instellingen zal tijd kosten.
Kosten voor een certificaat opgraven zijn nog onbekend. Hoge kosten voor een certificaat is een bedreiging voor het voortbestaan van kleine gemeentelijke veldteams en voor kleine bedrijven.
Archeologie is een kleine markt. Wat gebeurt er (bijvoorbeeld met de prijs van certificering) als een zeer beperkt aantal accrediteurs voor certificaten bij de raad van accreditatie een accreditatie certificering archeologie aanvraagt?
Zou een accrediteur voor archeologische certificering zelf ook een uitvoerende archeologietak mogen hebben?
Vraag7
Wat vindt u van de wijze waarop handhaving en toezicht op beheerders van museale cultuurgoederen wordt georganiseerd en geharmoniseerd?
-
Vraag8
Wilt u nog op andere onderdelen van dit wetsvoorstel reageren?
Het opleidingsniveau van gemeenteambtenaren die rapporten en PvE's moeten toetsen wordt momenteel bepaald op HBO-niveau. In het beoogde doel van de wet en de certificering, verbetering van kwaliteitsbeleid, is een wetenschappelijke archeologische opleiding een noodzaak om de inhoudelijke kwaliteit van het geleverde te kunnen beoordelen. Door deze eisen bij te stellen van HBO naar een relevante WO-opleiding, valt daadwerkelijk een kwaliteitsverbetering te maken.