Wetsvoorstel aanscherping eisen examencommissies mbo
Reactie
Naam
|
CINOP Advies (drs A.K. Kamphuis)
|
Plaats
|
's Hertogenbosch
|
Datum
|
30 juli 2015
|
Vraag1
Wat vindt u van de taken die het bevoegd gezag krijgt voor de instelling, benoeming en samenstelling van de examencommissie (artikel 7.4.5)?
Regel 3 van het artikel geeft de kern weer van waar het bevoegd gezag zorg voor draagt. In regel 6, 7 en 8 is nader uitgewerkt hoe het bevoegd gezag dit dient te doen. Ons voorstel is om regel 8 te laten vervallen en we lichten dit hieronder toe.
Met regel 6, 7 en 9 zijn de functies van de leden benoemd die zitting mogen nemen in de examencommissie, terwijl het bij het borgen van de kwaliteit van examinering om de combinatie van de juiste mensen én het goed inregelen en uitvoeren van de examenprocessen in de instelling. In het mbo is al veel ingeregeld als het gaat om het onafhankelijk inregelen van de examenprocessen en het ingevoerde systeem van kwaliteitsborging met checks and balances.
In de toelichting op de wettekst staat opgenomen dat de examencommissie op dit moment nog onvoldoende onafhankelijk is gepositioneerd en daarbij wordt verwezen naar de rapportage van het programmamanagement MBO 15 van mei 2014. Inmiddels zijn in opdracht van het ministerie twee relevante rapportages verschenen waarvan de uitkomsten niet lijken te zijn meegenomen in de voorgestelde wettekst. Het gaat om het onderzoek van IVA Onderwijs naar de krachtige examencommissies afgerond in het voorjaar van 2015 en de vervolgrapportage van het programmamanagement van april 2015. Het programmamanagement stelt dat mbo instellingen voortgang hebben geboekt op het gebied van de kwaliteit van examinering. Ze stelt dat de instellingen voorheen de examinering door de staf lieten uitvoeren en dat ze nu "de verantwoordelijkheid voor examinering hebben teruggelegd daar waar het hoort: in de lijn". Bovendien constateert het programmamanagement een toenemend besef bij MBO bestuurders "dat naast instrumenten, procedures en systemen rond examinering, aandacht is voor de organisatie (verdeling van verantwoordelijkheid en bevoegdheden, de overlegstructuur) alsook de aansturing (pakken betrokkenen hun verantwoordelijkheid op en wordt ingegrepen indien nodig) cruciaal is.
Ook de uitkomsten van het rapport van IVA onderwijs en de daarop volgende bestuurstafel van juni 2015 geven aanleiding om de regel te laten vervallen (voor toelichting zie vraag 4).
Het betrekken van docenten uit de eigen opleiding en vertegenwoordigers van buiten is een goede zaak en is grotendeels al ingevoerd in de mbo instellingen. Regel 6 en 7 mogen daarom wat ons betreft blijven staan.
Vraag2
Wat vindt u van de taken en bevoegdheden die de examencommissies krijgen (artikel 7.4.5a)?
de taken en bevoegdheden van de examencommissie sluiten aan bij het vastgestelde beleid dat in de mbo instellingen al geeffectueerd is. Uit de tekst komt vooral de kwaliteit van het examenproces rondom diplomering aan de orde terwijl de kwaliteit van examinering bepaalt wordt door de wijze waarop de examencommissie het gehele proces van het opstellen van kaders tot en met het bijstellen van processen en procedures op basis van uitgevoerde (zelf)evaluaties en audits aanstuurt en borgt. MBO instellingen hebben in hun examineringsbeleid deze zogenaamde procesarchitectuur examinering (PE) geïmplementeerd om de kwaliteit van examinering te verbeteren.
Ons voorstel is om aan regel 1a van artikel 7.4.5a de volgende zin toe te voegen: te weten het gehele proces van examinering van het stellen van kaders, het (laten) construeren en vaststellen van examenproducten, het afnemen en beoordelen van examens, het diplomeren en het evalueren en kwaliteitsborgen van deze examenprocessen.
Vraag3
Wat vindt u van de verplichting betreffende de instellingsverklaring in het middelbaar beroepsonderwijs (artikel 7.4.6a)? (Het voortgezet en hoger onderwijs kennen al een dergelijke verplichting.)
-
Vraag4
Hebt u overige opmerkingen ten aanzien van het concept wetsvoorstel?
ter aanvulling op voorstel om regel 8 te laten vervallen in artikel 7.4.5:
Uit het rapport van IVA onderwijs blijkt dat een krachtige examencommissie zich onderscheidt in de mate waarin de examencommissie gelegitimeerd is, kwaliteitsbewust is en onafhankelijk gepositioneerd is. Bij dit laatste punt gaat het om "georganiseerd onafhankelijk zijn". In juni 2015 heeft het Kwaliteitsnetwerk MBO met het NCP EQAVET met bestuurders gesproken over de wijze waarop instelling dit onafhankelijk organiseren voor zich zien. Op de website van beide organisaties is het verslag van de bestuurstafel te lezen; de kern van de uitkomsten van de bespreking is de volgende:
- Fundamenteel in het borgen van de onafhankelijkheid is het onderscheiden van het belang van het rechtmatig toekennen van een diploma enerzijds en het financiële (en imago) belang hiervan voor de instelling anderzijds. Ook de betrokkenheid van de docent bij de student mag een rechtmatig toekennen van het diploma niet belemmeren.
- Systemen, processen, handboeken en de toetsing van de werking hiervan aan de hand van verantwoording en audits bieden houvast om de borging van de onafhankelijkheid goed vorm te geven. Dit in combinatie met gelaagdheid in de examencommissiestructuur.
- Een lijnmanager kan lid zijn van de examencommissie als het bovenstaande goed is geborgd. Een lijnmanager in de examencommissie kan de doorzettingskracht binnen de organisatie bevorderen. Het opnemen van leden van buiten de organisatie bevordert de onafhankelijkheid van de examencommissie.
In de toelichting is opgenomen dat er op hoofdlijnen draagvlak is voor dit wetsvoorstel. Het uitsluiten van leden met financiële verantwoordelijkheid in de examencommissie is een belangrijk onderdeel van dit wetsvoorstel die grote consequenties heeft voor mbo instellingen. Heeft het ministerie zicht op het draagvlak voor deze regel 8 van artikel 7.4.5 die pas in het allerlaatste stadium van het indienen van het wetsvoorstel is ingevoegd?
In de toelichting is opgenomen dat er op hoofdlijnen draagvlak is voor dit wetsvoorstel. Het uitsluiten van leden met financiële verantwoordelijkheid in de examencommissie is een belangrijk onderdeel van dit wetsvoorstel die grote consequenties heeft voor mbo instellingen. Heeft het ministerie zicht op het draagvlak voor deze regel 8 van artikel 7.4.5 die pas in het allerlaatste stadium van het indienen van het wetsvoorstel is ingevoegd?