actualisatie van bijlage D - excretieforfaits

Reactie

Vraag1

Betreft fosfaatexcretietabel melkvee.

Het extrapoleren van de fosfaatexcretie bij hoge- en lage melkproductie is als bouwen op drijfzand. Dit wordt in het rapport al toegelicht door middel van tabel B1.3. Hieruit blijkt dat de fosfaatexcreties volgens het voorstel 2019 fors afwijken van de gemiddelden in de kringloopwijzer 2017. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de onderlinge verschillen tussen de bedrijven erg groot zijn binnen de kringloopwijzer. Deze verschillen zijn toe te wijzen aan vakmanschap in bodembeheer, gewasteelt, diervoeding en dierverzorging.
De opbouw van het fosfaatexcretieforfait verloopt lineair, dit is in de praktijk onmogelijk. De hoeveelheid onderhoudsvoer die een koe dagelijks nodig heeft staat namelijk los van de melkproductie. Dit betekent dat naarmate de melkproducties stijgen, de fosfaatexcretie relatief minder hard mee zou moeten stijgen. Dit blijkt ook uit tabel B1.3.
Aangezien er binnen de mestwetgeving al ruimte is voor de Handreiking bedrijfsspecifieke excretie zullen de gevolgen voor mestplaatsing/afvoer niet heel groot zijn. Aangezien deze handreiking niet gebruikt mag worden binnen de fosfaatrechtenregelgeving zal hier de schoen wringen.
De afwijking van een paar kg per koe betekent voor veel hoogproductieve bedrijven dat: ofwel er fosfaatrechten á €160,- per kg aangekocht dienen te worden ofwel er minder dieren gehouden mogen worden wat in minder omzet resulteert. De gemiddelde afwijking in Tabel B1.3. ten opzichte van de kringloopwijzers is 4,85 kg per koe. Voor een bedrijf van 100 koeien betekend dit aanschaf van 485 kg fosfaatrechten wat een kostenpost van €77.600,- met zich meebrengt.
Om rechtszaken te voorkomen zal het verstandig zijn de excreties voor hoog- en laagproductieve bedrijven daadwerkelijk te gaan meten/onderzoeken. Dit zal echter tijd kosten. Een andere logische optie zal zijn om de bedrijfsspecifieke excreties te mogen gebruiken binnen het stelsel van fosfaatrechten.

Nederland is groot geworden door innovatief denken. De basis voor deze ontwikkelingen zijn wetenschappelijk ondersteunde metingen en niet, zoals nu, op een reeks dubieuze aannames en extrapolaties