Besluit experiment cross-over kwalificaties
Reactie
Naam
|
ROC van Twente (MSc. L.M.G. Scholte Lubberink)
|
Plaats
|
Hengelo
|
Datum
|
16 oktober 2015
|
Vraag1
Bent u van mening dat de maatregelen uit dit besluit bijdragen aan het bereiken van de doelstelling die wordt beschreven in paragraaf 1 van de toelichting, te weten het mogelijk te maken dat mbo-instellingen snel kunnen inspelen op opkomende, cross-sectorale beroepen?
Ja, de maatregelen dragen ertoe bij dat scholen nieuwe cross-sectorale opleidingen kunnen starten, zonder de procedure van een volledige nieuwe kwalificatie te doorlopen. Met name de mogelijkheid dat in de regio cross-over kwalificaties ontwikkeld kunnen worden is interessant voor onderwijsinstellingen en bedrijfsleven. Niet alleen omdat de procedure dan sneller doorlopen kan worden, ook omdat de ontwikkelde kwalificatie dan specifiek past bij de vraag uit de betreffende regio.
Vraag2
Met dit besluit krijgen mbo-instellingen, in samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven, de mogelijkheid om een kwalificatie samen te stellen uit delen van bestaande kwalificaties. Wat vindt u hiervan?
Voor zowel onderwijsinstellingen als het bedrijfsleven is het samenstellen van kwalificaties op basis van bestaande kwalificaties een interessante ontwikkeling. De vraag is echter of dit alleen mogelijk gemaakt moet worden door het gebruik van (delen van) kwalificaties uit twee of meer domeinen. Wellicht is er op termijn behoefte aan breed opgeleide werknemers binnen één domein, waarvoor keuzedelen geen afdoende oplossing zijn en waardoor een samenstelling van twee of meer kwalificaties binnen een domein interessant is. Vanzelfsprekend enkel dan wanneer een dergelijke cross-over evident noodzakelijk is en met inachtneming artikel 5 lid 3 van de regeling (zie ook vraag 3).
Vraag3
In het besluit zijn voorwaarden opgenomen, onder andere om de meerwaarde van de cross-over kwalificatie en het belang van deelnemende studenten te waarborgen. Kunt u zich vinden in deze voorwaarden?
Ja, met aanvullingen voor de volgende voorwaarde:
‘arbeidsmarkt waarde van een cross-over kwalificatie’
In deze voorwaarde wordt beschreven dat een cross-over niet ontwikkeld mag worden op basis van een incidentele vraag van een enkel bedrijf. Deze forumlering is wellicht te strikt wanneer het gaat om de impact van vraagontwikkeling bij grote bedrijven. Deze bedrijven kunnen bepalend zijn voor de arbeidsmarktvraag.
Vraag4
Om onnodige administratieve lasten te voorkomen, is de aanvraagprocedure in dit besluit opgedeeld in twee fasen. Wat vindt u hiervan?
De uitwerking van een cross-over kwalificatie in twee maanden (na de ingangstoets) is wellicht niet altijd haalbaar. Zeker niet als in de uitwerking samengewerkt moet worden met: 1) verschillende domeinen en 2) het bedrijfsleven in de regio of landelijk en 3) op dit moment nog geen duidelijkheid bestaat over het model en toetsingskader voor die uitwerking.
Gelet op onderstaande citaat wordt op dit moment in de regeling niet duidelijk wat het verschil is tussen ‘uitwerking’ conform het model, waarvoor een periode een van twee maanden staat, en ‘voorbereiding op het verzorgen’, waarvoor en periode van een jaar wordt aangegeven.
“De aanvraagprocedure inclusief het uitwerken van de cross-over kwalificatie en, na goedkeuring van de cross-over kwalificatie, de voorbereiding op het verzorgen van onderwijs vergt alles bij elkaar ongeveer een jaar.” (p. 12)
Is de periode van twee maanden tussen ingangstoets en eindtoets niet te kort voor het uitwerken aan de hand van een model waarmee men nog geen enkele ervaring heeft opgebouwd?
De omschrijving van de aanvraagprocedure in de toelichting (onderdeel 7 op pagina 12) is onduidelijk. De beoordeling van de aanvraag door DUO en toetsing van de aanvraag door SBB worden niet voldoende onderscheidend omschreven.
Wat is de rol van DUO bij het beoordelen van de aanvraag?
Wat is het verschil tussen de beoordeling door DUO en de beoordeling van de aanvraag door middel van de ingangstoets?
Wat wordt bij deze ingangstoets –door SBB verstaan onder ‘voldoende’?
Vraag5
Heeft u nog overige opmerkingen bij het besluit?
Met betrekking tot de aan te leveren informatie voor de ingangstoets (artikel 9 lid 1):
Wat is de meerwaarde van het onderdeel ‘toelichting op de arbeidsmarktrelevantie’ (onderdeel c) wanneer door de samenwerkingsovereenkomst de behoefte in de regio al is aangetoond (onderdeel d)?
Waaruit kan/moet die toelichting bestaan wanneer er nog geen concrete arbeidsmarktcijfers bekend zijn?
Hoe dienen verwachtingen in dit verband (cijfermatig) te worden uitgedrukt?
Algemeen
- Er wordt voetstoots aangenomen dat voor ‘innovatieve, opkomende cross-sectorale beroepen’ sprake is van een ‘inhoudelijke samenhang’ en ‘logisch geheel’. Afficheringen als ‘experimentele opleiding’ en ‘opkomend beroep’ wordt daarmee geen recht gedaan.
- Als nu nog moeilijk is te voorspellen welke opkomende beroepen zich gaan aandienen, moet niet worden verwacht dat met traditionele maten als vervangings- en uitbreidingsvraag gemeten kan worden. Veel andere manieren om arbeidsmarktrelevantie of waarde aan te tonen zijn er echter niet.