Besluit experiment cross-over kwalificaties
Reactie
Naam
|
LEIDO (H Daale)
|
Plaats
|
De Meern
|
Datum
|
14 oktober 2015
|
Vraag1
Bent u van mening dat de maatregelen uit dit besluit bijdragen aan het bereiken van de doelstelling die wordt beschreven in paragraaf 1 van de toelichting, te weten het mogelijk te maken dat mbo-instellingen snel kunnen inspelen op opkomende, cross-sectorale beroepen?
Ja, ik denk dat deze maatregelen kunnen gaan bijdragen aan het zoeken door mbo-instellingen naar dergelijke mogelijkheden. Instellingen hebben veel aan hun hoofd en moeten dus wel worden ‘uitgedaagd’. Niet alle instellingen zullen dan ook meedoen dan wel moeten meedoen, want voorkomen dient te worden dat er achter ‘mode-beroepen’ wordt aangelopen. Dus laat men de markt voor deze cross-overs verdelen, over re regio’s waar de meeste kansen worden geboden.
Vraag2
Met dit besluit krijgen mbo-instellingen, in samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven, de mogelijkheid om een kwalificatie samen te stellen uit delen van bestaande kwalificaties. Wat vindt u hiervan?
Mee eens om dit toe te staan. Maar zorg voor structuren in de samenwerking waarbij de mensen uit het werkveld daadwerkelijk naar de korte termijn kunnen kijken (snel zorgen voor mensen die cross-sectoraal aan de slag kunnen) maar ook weten wat dit betekent voor nieuwe generaties mbo’ers. Dus kijken naar kwaliteit en inhoud maar ook naar kwantiteit. Ook zullen mbo-instellingen moeten investeren in deskundigen die de expertise hebben om de wensen van het werkveld goed in te schatten, om te weten of een vertaling naar een dynamische kwalificatie mogelijk is. Misschien moeten daarvoor aanvullende programma’s (naast de mogelijkheden die de keuzedelen bieden) worden gemaakt, gecoordineerd door die experts.
Vraag3
In het besluit zijn voorwaarden opgenomen, onder andere om de meerwaarde van de cross-over kwalificatie en het belang van deelnemende studenten te waarborgen. Kunt u zich vinden in deze voorwaarden?
Jazeker, zoals al gemeld. Die voorwaarden moeten verder nog praktisch worden uitgewerkt, maar laat er maar een groep mensen uit het mbo en het werkveld mee aan de slag gaan. Studenten die zo’n programma volgen (liefst met veel praktijk, mogelijk met inbreng van bedrijfsacademies) moeten ook zeker weten dat er dan banen zijn. Dus werkveld heeft invloed, maar ‘voor wat hoort wat’.
Vraag4
Om onnodige administratieve lasten te voorkomen, is de aanvraagprocedure in dit besluit opgedeeld in twee fasen. Wat vindt u hiervan?
Uitstekend. Het kost wat meer werk, maar daarmee kan ook de mbo-instelling greep houden op de ontwikkelingen. Stap voor stap, en dan bezien wat meedoen van de organisatie vraagt. Na stap 1 lijkt me een externe begeleiding noodzakelijk, om de mbo-instelling te begeleiden op het analyseren van de consequenties van meedoen.
Vraag5
Heeft u nog overige opmerkingen bij het besluit?
Let op de cross-overs op niveau 4, gelet op de doorstroom naar het hbo. Mogelijk dat deze opleidingen goed kunnen aansluiten bij de verdere uitrol van de Associate degree, aangezien er dan ook daar snel kan worden ingespeeld op de dynamiek (en Bachelor duurt nog 4 jaar… en dat is de situatie wellicht weer anders. Dus op niveaus 4 en 5 samen zorgen voor die cross-over.
Daarnaast moet naar de keuzedelen worden gekeken, hoe die kunnen worden gebruikt. Mogelijk dat die 720 uren al voldoende kunnen zijn voor het leggen van accenten.