Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure
Reactie
Naam
|
GJB CIMA BV (mr. G.J.H. Bennink)
|
Plaats
|
Groningen
|
Datum
|
16 september 2019
|
Vraag1
Op de gehele regeling kan worden gereageerd.
Als gepensioneerd fiscalist (ooit senior belastingadviseur bij een van de Big Four) heb ik nog een sterke affiniteit met het familiebedrijf. In samenspraak met andere deskundigen (notariaat en advocatuur) vervul ik incidenteel een rol als een soort mediator. Ik word daarbij soms geconfronteerd met historisch gegroeide verziekte verhoudingen die thans niet goed opgelost kunnen worden.
Mijn casus betreft een familiebedrijf 3e generatie waarvan de aandelen ooit gecertificeerd zijn, 4 (klein-)kinderen (op leeftijd) waarvan 1 de vereiste opvolgingskwaliteiten heeft/had. Het bedrijf heeft ups en downs gehad, de zichtbaar intrinsieke waarde is alleszins de moeite waard. De PIP heeft zijn positie misbruikt door een broer uit te kopen (contraprestatie circa 10% van de vermoedelijk werkelijke waarde).
Mijn opdrachtgevers zijn de erven van een andere broer die vanwege arbeidsongeschiktheid geen rol (gedurende ruim twintig jaar) in het bedrijf (meer) heeft gespeeld. Ook de erven hebben een schamel bod gekregen, helaas op een onkies moment (in de rouwperiode). Er zijn dubbele gevoelens, loyaliteit richting het bedrijf waar 1 van de erven ook nog werkt, waardering voor de voortrekkersrol van de PIP en tegelijkertijd het vervelende gevoel dat zij zwaar tekort worden gedaan. Mogelijk niet geheel objectief heb ik die indruk bevestigd, als mijn inschatting stille reserves bij benadering klopt liggen de verhoudingen nog schever dan ze beleefd worden door mijn opdrachtgevers.
Los van mijn civiel-juridische beperkingen onderken ik dat uitkoop (de route van inkoop staat mij overigens voor ogen) tegen een redelijke waarde voor de onderneming best bezwaarlijk is. Ik heb mijn opdrachtgevers een 50/50 benadering aangedragen (afdracht box 2 is een feit), een aflossing over 5 à 10 jaar van de tweede helft van de koopprijs is wat mij betreft bespreekbaar.
Het zal duidelijk zijn dat dit verhaal niet een afgerond geheel vormt, het zal voor de praktijk (ik baseer mij op zo'n 40 jaar ervaring) een goede zaak zijn als dit wetsvoorstel ook voor een minderheidsaandeelhouder een sjieke nooduitgang impliceert.
Hoogachtend,
mr. G,J.H. Bennink, fiscalist te Groningen