Wijziging Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden (alternatieven chemische gewasbeschermingsmiddelen)
Reactie
Naam
|
Anoniem
|
Plaats
|
Den Haag
|
Datum
|
12 juni 2024
|
Vraag1
U wordt in de gelegenheid gesteld te reageren op het wijzigingsbesluit.
LTO Nederland is tegen het voorstel.
1. LNV, LTO en andere partijen werken samen in het UP Toekomstvisie Gewasbescherming 2030. Het zoeken en invoeren van alternatieven moet verder worden gestimuleerd. Positieve prikkels moeten centraal staan. Het is onwenselijk dat de minister alternatieven voor middelen wil kunnen verplichten.
2. De minister moet de eigen instituties en regelgeving serieus blijven nemen en blijven volgen. Hij kiest nu voor ingrijpen in het Ctgb-toelatingsbeleid. Alternatieven worden verplicht, zonder wetenschappelijke onderbouwing.
2. De minister schakelt met de regeling de politiek en het Ctgb uit. De minister kan zelf besluiten om alternatieven voor middelen te verplichten.
3. Een van de UP-acties is de IPM-aanpak voor de toepassing van glyfosaat bij grasland, groenbemesters en vanggewassen. Dit sluit aan bij de LTO-opstelling voor glyfosaat: alleen gebruik als alle IPM-stappen zijn doorlopen en niet voldoende hebben gerendeerd. De actie heeft geleid tot de gepubliceerde IPM-benadering en de invoering. Resultaat van een recente representatieve enquête van LTO Noord: 75% van de ondervraagde ondernemers bekend is met de alternatieven voor glyfosaat, 33% van de ondervraagden gebruikt geen glyfosaat. Velen werken met mechanische alternatieven, vaak al drie tot vijf jaar.
4. Voorbij gegaan wordt aan regionale bepalingen, zoals de erosiebeperkende maatregelen voor de land- en tuinbouw in Zuid-Limburg. Op basis van provinciemaatregelen is landbewerking in sterke mate beperkt en is glyfosaat een van de weinig beschikbare mogelijkheden.
5. Het voorstel heeft dit gevolgen voor de toepassing van niet-kerende grondbewerking (NKG) en dus voor klimaatdoelen. Er zal namelijk meer geploegd gaan worden. Onder het mestbeleid moet op zand- en lössgronden het vanggewas tot en met 1 februari op het land staan. Het is belangrijk een vanggewas in het voorjaar goed onder te werken om een goed zaaibed te creëren voor de volgende teelt. Als het vanggewas niet goed is afgestorven en wordt ondergewerkt, heeft dit gevolgen voor de nieuwe teelt, zoals bodemgebonden ziekten en plagen. De afhankelijkheid van chemische onkruidbestrijding (o.a. glyfosaat) is bij NKG hoger dan bij ploegen.
6. Alternatieven moeten voldoen aan noodzakelijkheid, evenredigheid en geschiktheid. In een nat voorjaar is mechanisch onderwerken niet mogelijk, dus niet geschikt. Het is belangrijk om flexibel te blijven om te beoordelen welke methode het meest geschikt is.
Bijlage