wijziging Grondwet in verband met staatkundige positie BES-eilanden
Reactie
Naam
|
Vakgroep Staatsrecht en Internationaal recht, Rijksuniversiteit Groningen (Mentko Nap)
|
Plaats
|
Groningen
|
Datum
|
14 juli 2010
|
Vraag1
Geef uw reactie op dit voorontwerp
1. Blijkens de toelichting wil het kabinet art. 128 Grondwet niet toepasselijk maken op de BES. Het is, zo staat in de toelichting, namelijk niet de bedoeling dat autonome bevoegdheden worden toegekend aan andere dan de hoofdorganen eilandsraad, bestuurscollege of gezaghebber. Die wens is begrijpelijk. Maar is het effect van het niet-toepasselijk verklaren van art. 128 Grondwet inderdaad dat zulke attributie onmogelijk wordt? Art. 128 bedoelt volgens mij het hoofdschap van de lokale volksvertegenwoordiging te beschermen. Het uitsluiten van die bepaling leidt er niet zozeer toe dat bevoegdheden uitsluitend aan de hoofdorganen kunnen worden opgedragen, als wel dat de wetgever vrij spel heeft bij het toedelen van competenties. Dat zou juist tegengesteld zijn aan de bedoeling van grondwettelijke verankering van de status van de BES. Dus: moet art. 128 niet juist wel van overeenkomstige toepassing worden verklaard?
2. De aanwijzing van de eilandsraad als kiescollege voor de Eerste Kamer komt volgens het ontwerp dadelijk in hoofdstuk 7 van de Grondwet, in het nieuwe art. 132a. Rubrica non est lex, maar is het niet voor de hand liggender om dit te bepalen in het artikel dat de verkiezingswijze van de Eerste Kamer regelt, namelijk artikel 55? De hier gekozen techniek leidt tot Amerikaanse toestanden, waarbij de Grondwet van voor tot achter moet worden gelezen als je wilt weten welke bepalingen door wijzigingen achterhaald of veranderd zijn.