Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst

Reactie

Vraag1

1. Er is geen prangend probleem
Welk echt probleem is er nu eigenlijk aan de hand waarop dit wetsvoorstel het antwoord is? Mij onduidelijk.

2. Dit is niet goed voor de belastingmoraal
Belastingheffing is een ergerlijke noodzaak. Mijn bereidheid om over die ergernis heen te stappen bestaat bij de gratie van mijn vertrouwen dat de buurman dat ook doet, en als ie dat niet doet dat hij dan door de Belastingdienst wordt aangepakt. Dit voorstel beperkt de mogelijkheid van de fiscus om de buurmannen aan te pakken. Niet sterk.

3. Horizontale controle vraagt eigenlijk om langere termijn
De belastingdienst geeft met de aanpak van ‘horizontale controle’ veel vertrouwen aan de burger en zijn accountant. Prima. Dat systeem gaat echter alleen lopen als er voldoende stok achter de deur is: dat als het niet klopt (ongeacht of dat nou 100% aan kwaadwillendheid te wijten is) er ook een navordering komt.
Dit wetsvoorstel beperkt echter een deel van de mogelijkheden van de belastinginspecteur om te doen wat goed is voor de schatkist.

4. Spiegelbeeldig wordt de teruggave-termijn ook korter
Uitgangspunt is een evenwichtige / spiegelbeeldige verdeling van rechten en plichten. Dat is een goed uitgangspunt. Kortere navordertermijn betekent dan ook een kortere termijn voor verminderingen. Een verborgen lastenverzwaring.

5. Rechtszekerheid gaat ten koste van rechtvaardigheid
Ik begrijp dat we als samenleving geen belastingaanslagen van 1980 nog weer eens onder de loep nemen, maar als ik er achter kom dat ik 4 jaar geleden te veel belasting heb betaald, of de belastingdienst er achter komt dat mijn buurman 4 jaar geleden te weinig belasting heeft betaald, vind ik het niet gek dat dat hersteld wordt. Meer rechtszekerheid door kortere termijnen leidt aan de andere kant tot minder rechtvaardigheid. Willen we dat echt, ik niet.

Kortom: dit wetsvoorstel is niet goed voor de schatkist, niet goed voor een rechtvaardige belastingheffing en lost geen enkel reëel probleem op.

A. Janssen, Utrecht