Wet toezicht informeel onderwijs

Reactie

Vraag1

Argumenten tegen toezicht op informeel onderwijs:

Huidige wetgeving biedt al mogelijkheden voor ingrijpen door politie en burgemeester bij informele onderwijsinstellingen. Strafvervolging kan plaatsvinden bij antidemocratische, anti-integratieve of antirechtsstatelijke scholing.
Vrijheid van meningsuiting van docenten bij informele onderwijsinstellingen is beschermd.
Het wetsvoorstel lijkt algemeen, maar richt zich onevenredig op islamitisch informeel onderwijs, terwijl signalen onvoldoende zijn onderbouwd.
Het beperken van informeel onderwijs schaadt grondrechten zoals vrijheid van onderwijs, vereniging en godsdienst. Deze rechten zijn essentieel voor de democratische rechtsstaat.
De huidige onderwijswetten zijn niet van toepassing op informeel onderwijs. De Inspectie mist bevoegdheid voor toezicht. Informeel onderwijs valt niet onder artikel 23 Grondwet, dat enkel geldt voor leerplichtig onderwijs binnen het publieke bestel.
Het wetsvoorstel schendt de scheiding van kerk en staat, die overheidsinmenging in interne kerkelijke zaken verbiedt.
Er wordt verwezen naar Europees recht (artikel 9 EVRM) in plaats van artikel 6 Grondwet. Artikel 120 Grondwet bepaalt echter dat toetsing aan de Grondwet door de rechter niet mogelijk is. De wetgever moet dit doen.
Het vorige kabinet sprak de ambitie uit om constitutionele toetsing te versterken. Een selectief gebruik van rechtsbronnen ondermijnt dit streven. Artikel 8 Grondwet (verenigingsvrijheid) verschilt bovendien van artikel 11 EVRM in beschermingsdoelen.
De binnentreedbevoegdheid voor de inspectie in kerken op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht is in strijd met artikel 12 Grondwet en de Algemene wet op het binnentreden, die kerken expliciet beschermt.
In een democratische rechtsstaat moeten grondrechten ruim worden beschermd, niet beperkt. Overheidstoezicht op informeel onderwijs ondermijnt deze bescherming.