Wet toezicht informeel onderwijs

Reactie

Vraag1

Dit wetsvoorstel vormt een schending van de vrijheid van godsdienst, zoals gewaarborgd in artikel 6 van de Grondwet, en ondermijnt de scheiding van kerk en staat, een hoeksteen van onze democratische rechtsstaat. Artikel 6 geeft ieder het recht zijn of haar godsdienst of levensovertuiging vrij te belijden, met beperkingen die uitsluitend mogen dienen ter bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden. Dit voorstel gaat verder dan deze rechtvaardigingen toestaan en leidt tot ongewenste staatsinmenging in religieus onderwijs. Toezicht op strafbare feiten behoort tot de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie, zoals vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering, niet tot de minister van Onderwijs.

De toelichting bij het wetsvoorstel stelt dat preventieve maatregelen nodig zijn omdat optreden van het OM te laat zou komen. Dit argument overtuigt niet. Artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) beschermt vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Beperkingen zijn slechts toegestaan indien strikt noodzakelijk in het belang van openbare veiligheid, orde, gezondheid of goede zeden, of ter bescherming van de rechten van anderen. Dit voorstel schiet die toetsing voorbij.

Ook schendt dit voorstel de rechten van ouders zoals vastgelegd in artikel 2 van het Eerste Protocol bij het EVRM, dat bepaalt dat de staat het recht van ouders moet respecteren om onderwijs te laten plaatsvinden in overeenstemming met hun eigen religieuze en filosofische overtuigingen. Verder bevestigt artikel 1 van het Protocol van New York (1966), onderdeel van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), het recht van ouders om de opvoeding van hun kinderen te bepalen naar eigen overtuigingen. Een vrije samenleving vereist dat de overheid zich onthoudt van inmenging in fundamentele vrijheden die burgers beschermen tegen overheidsmacht.

Dit wetsvoorstel opent de weg naar ongeoorloofde controle op religieuze opvoeding. Een verantwoordelijke overheid respecteert grondrechten en vertrouwt erop dat ouders, binnen wettelijke kaders, zelf verantwoordelijkheid dragen voor de opvoeding van hun kinderen. Daarom roep ik op tot onmiddellijke intrekking van dit voorstel. Kies voor beleid dat vrijheid bevordert en verbindend werkt, in plaats van uniforme beperkingen op te leggen aan het recht op religieuze diversiteit. Dat is de basis van een vrije democratie.