Wet toezicht informeel onderwijs
Reactie
Naam
|
Anoniem
|
Plaats
|
Amsterdam
|
Datum
|
22 november 2024
|
Vraag1
Wilt u reageren op het Wetsvoorstel Toezicht informeel onderwijs dan kunt u hier een reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten en/of door een bericht te uploaden.
Geachte heer/mevrouw,
Ik wil graag mijn zienswijze delen over het wetsvoorstel dat toezicht regelt op informeel onderwijs aan kinderen van 4 tot en met 17 jaar. Hoewel ik begrijp dat de overheid zorgdraagt voor het beschermen van kinderen en het waarborgen van hun rechten, vind ik het voorgestelde toezicht problematisch.
1. Risico op discriminatie en stigmatisering
Het wetsvoorstel lijkt te impliceren dat informeel onderwijs een groter risico met zich meebrengt voor het verspreiden van haat, geweld of discriminatie. Dit generaliseert en stigmatiseert informele onderwijsinitiatieven en de ouders of gemeenschappen die hiervoor kiezen. Dit is onterecht en discriminerend. Veel informeel onderwijs biedt juist waardevolle, aanvullende en vaak cultuurspecifieke kennis die kinderen niet in het reguliere onderwijs verkrijgen.
2. Onvoldoende onderbouwing van de noodzaak
Het is onduidelijk waarom deze maatregelen noodzakelijk zijn. Hoe groot is het probleem van haat of geweld in informeel onderwijs? Wordt dit probleem niet al voldoende aangepakt via bestaande wetgeving, zoals het strafrecht of de antidiscriminatiewetgeving? Zonder duidelijke cijfers en casuïstiek lijkt dit wetsvoorstel meer op een preventieve maatregel die disproportioneel ingrijpt in het recht op vrijheid van onderwijs en vereniging.
3. Vrijheid van onderwijs en ouderschap
Dit wetsvoorstel kan gezien worden als een bedreiging voor de vrijheid van onderwijs (artikel 23 van de Grondwet) en de vrijheid van ouders om de opvoeding en het onderwijs van hun kinderen naar eigen inzicht vorm te geven. Toezicht door de Onderwijsinspectie op activiteiten buiten het verplichte onderwijs kan een ongewenste precedent scheppen voor overheidscontrole in privéaangelegenheden.
4. Vaagheid en subjectiviteit van signalen
Het wetsvoorstel is vaag over wat precies onder "signalering van haat, geweld en discriminatie" valt. Wie bepaalt wat een "signaal" is en hoe wordt objectief vastgesteld of een informele onderwijsactiviteit hieraan bijdraagt? Zonder duidelijke criteria kan dit leiden tot willekeur en misbruik van het toezichtmechanisme.