Wet toezicht informeel onderwijs

Reactie

Vraag1

Met deze brief wil ik mijn bezwaar uitspreken tegen het wetsvoorstel dat, hoewel bedoeld om bepaalde onderwijskwesties aan te pakken, in de praktijk vooral Islamitische scholen en daarmee moslims in Nederland discrimineert. Ik wil benadrukken dat deze wet in strijd is met de grondwettelijke rechten en het principe van gelijke behandeling, zoals vastgelegd in de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Het wetsvoorstel lijkt in de eerste plaats gericht te zijn op scholen die een religieuze of culturele achtergrond hebben die verbonden is aan de Islam. Dit kan leiden tot een ongewenste stigmatisering en uitsluiting van kinderen uit Islamitische gezinnen, die recht hebben op kwalitatief goed onderwijs zonder ongepaste invloeden van buitenaf. Door deze scholen als doelwit te kiezen, wordt niet alleen de vrijheid van onderwijs beknot, maar ook de godsdienstvrijheid, een fundamenteel recht in een democratische samenleving.

Het is zorgwekkend dat een wet, die mogelijk bedoeld is om extremisme tegen te gaan, onterecht een hele gemeenschap stigmatiseert en de indruk wekt dat moslimscholen per definitie een bedreiging vormen. Dit schept een gevaarlijke sfeer van verdeeldheid en wantrouwen in plaats van een inclusieve benadering van onderwijs, waarin alle kinderen, ongeacht hun culturele of religieuze achtergrond, zich veilig en gerespecteerd voelen.

Ik wil dan ook dringend verzoeken om het wetsvoorstel te heroverwegen en te kijken naar meer evenwichtige en rechtvaardige manieren om de kwaliteit en veiligheid van ons onderwijs te waarborgen, zonder specifieke groepen of gemeenschappen te stigmatiseren. Onderwijs moet juist een plaats zijn waar diversiteit wordt gekoesterd, waar elke leerling – ongeacht zijn of haar achtergrond – dezelfde kansen krijgt om zich te ontwikkelen en bij te dragen aan een samenhangende samenleving.