Wet toezicht informeel onderwijs

Reactie

Vraag1

Met deze reactie spreek ik mijn scherpe bezwaar uit tegen het wetsvoorstel 'Toezicht op informeel onderwijs'. Dit voorstel vormt een ernstige inbreuk op de fundamenten van onze democratische rechtsstaat, waarin vrijheid van onderwijs, religie en meningsuiting centraal staan. Het is ontoelaatbaar dat de overheid op deze wijze probeert in te grijpen in het privéleven van burgers en de autonomie van religieuze en culturele instellingen.

1. Schending van fundamentele vrijheden: Dit wetsvoorstel tast het fundamentele recht van ouders aan om hun kinderen op te voeden volgens hun eigen normen en waarden. Dit is een recht dat door nationale en internationale verdragen wordt beschermd en mag niet worden beperkt door een overheidsmaatregel die geen duidelijke noodzaak of proportionaliteit kent.


2. Vervaging van de scheiding tussen kerk en staat: Door religieuze instellingen onder toezicht te stellen, vervaagt de cruciale grens tussen kerk en staat. Dit is staatsrechtelijk ongewenst en een directe bedreiging voor de vrijheid van godsdienst, een van de pijlers van onze rechtsstaat. De overheid dient neutraal te blijven en mag geen inmenging plegen in religieuze activiteiten of onderwijs.


3. Geen bewezen nut of noodzaak: Het wetsvoorstel biedt geen enkele garantie dat het de beoogde problemen oplost. Er ontbreekt een gedegen onderbouwing voor de noodzaak van dit toezicht, terwijl de impact op de betrokken gemeenschappen en de rechtsstaat enorm is.


4. Risico op willekeur en discriminatie: De vage en open normen in het wetsvoorstel maken het vatbaar voor willekeurige en subjectieve interpretatie. Dit creëert een groot risico op ongelijke behandeling en discriminatie van specifieke groepen, wat verder haaks staat op de principes van onze rechtsstaat.


5. Negatieve maatschappelijke gevolgen: Informele onderwijsinitiatieven leveren een belangrijke bijdrage aan de samenleving, onder andere door jongeren structuur, normen en waarden te bieden. Het beperken van deze activiteiten kan leiden tot meer jeugdproblematiek, sociale spanningen en hogere maatschappelijke kosten.



Dit wetsvoorstel is onverenigbaar met de kernwaarden van onze democratische rechtsstaat, waarin vrijheid en autonomie van burgers vooropstaan. Het is niet aan de overheid om in te grijpen in persoonlijke levenssferen zonder een duidelijke, gerechtvaardigde reden.