Wet toezicht informeel onderwijs

Reactie

Vraag1

Het wetsvoorstel miskent dat democratie van onderop gestalte krijgt. Binnen de samenleving leven veel (tegenstrijdige) opvattingen. De overheid hoeft niet elke opvatting te steunen, maar wel ruimte te laten. Informeel onderwijs is een geëigend middel om opvattingen in eigen kring over te dragen.
Uiteraard is geen enkele vrijheid onbeperkt. Daar kennen we het strafrecht voor. De beperkingen die uit dit wetsvoorstel voortvloeien gaan echter verder.
Artikel 1 van de Grondwet schrijft gelijke behandeling voor. Dat mag niet worden verward met de verplichting tot gelijke opvattingen. Het beperken van de mogelijkheid tot het overdragen van bepaalde opvattingen kan niet op die grond worden gerechtvaardigd.
Dat bepaalde opvattingen voor een meerderheid onwelgevallig zijn kan evenmin een rechtvaardiging zijn. Op die manier wordt voortschrijdend inzicht onmogelijk gemaakt en worden thans bestaande opvattingen als definitief maatgevend beschouwd. Als vrijheden vijftig jaar geleden ook op die manier waren ingeperkt, was veel wat thans mogelijk is er niet geweest. Om het met een voorbeeld te verduidelijken: Het huidige artikel 1 van de Grondwet is in 1983 ingevoerd. Toen was geen huwelijk van paren van gelijk geslacht mogelijk. Stel het u voor dat de toenmalige meerderheid destijds had besloten dat afwijkende meningen in het informeel onderwijs niet toegestaan waren.
Het hiervoor gegeven voorbeeld toont tevens aan dat het antwoord op de vraag wanneer sprake is van "gelijke gevallen" kennelijk geen constante is. En juist dat zou de overheid voorzichtig moeten maken om het uitdragen van de toenmalige meerderheidsopvatting thans als reden voor ingrijpen te beschouwen. Maar blijkens uitlatingen van de heer Jetten in de Tweede Kamer is dat nu juist wel de bedoeling.
En bedenkt u ook eens wat deze wet kan betekenen als op enig moment een rechts-conservatieve meerderheid in het parlement ontstaat. De daarop gebaseerde regering kan dan de Jonge Democraten in de gaten gaan houden, vanwege hun opvattingen over de gewenste omgang met artikel 6 van de Grondwet. Zo wordt de ruimte voor informeel onderwijs, en daarmee de ruimte voor pluraliteit in de samenleving, een speelbal voor toevallige meerderheden. Die kant moeten we niet op.