Wet toezicht informeel onderwijs

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Houten
Datum 25 november 2024

Vraag1

Wilt u reageren op het Wetsvoorstel Toezicht informeel onderwijs dan kunt u hier een reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten en/of door een bericht te uploaden.
Ik heb ernstige bezwaren tegen dit wetsvoorstel:
Argumentatie tegen Toezicht op het informeel onderwijs

1. Op grond van de huidige wetgeving is het al mogelijk voor onder meer de politie en de burgemeester om in te grijpen bij informele onderwijsinstellingen. Strafvervolging kan plaatvinden. Bijvoorbeeld als het gaat om (bewezen) antidemocratische, anti-integratieve of antirechtsstatelijke scholing.

2. Docenten van informele onderwijsinstellingen hebben vrijheid van meningsuiting.

3. Het wetsvoorstel wordt algemeen ingestoken, maar richt zich in de praktijk op islamitisch informeel onderwijs en is gezien bewezen signalen niet proportioneel.

4. Het beperken van informeel onderwijs zoals verwoord in de voorgestelde wet raakt aan en is moeilijk verenigbaar met relevante nationale en internationale grondrechten die onlosmakelijk onderdeel zijn van de democratische rechtsstaat, zoals de vrijheid van en het recht op onderwijs, vrijheid van vereniging en de vrijheid van godsdienst.

5. Op informele scholing zijn de huidige onderwijswetten niet van toepassing, De Inspectie is daarom niet bevoegd toezicht te houden. De minister wil informeel onderwijs laten vallen onder de reikwijdte van artikel 23 Grondwet, zodat ook dat soort onderwijs kan worden onderworpen aan toezicht. Artikel 23 lid 2 Grondwet is echter alleen van toepassing op leerplichtig onderwijs (openbaar, bijzonder of in samenwerkingsscholen) binnen het publiek bestel, waarvan geen sprake is bij informeel onderwijs.

6. Het wetsvoorstel druist in tegen de Scheiding van Kerk en Staat, waarin is vastgelegd dat de staat niet treedt in de interne organisatie van kerkgenootschappen en – voor zover van belang – de inhoud van belijdenissen en godsdienstonderwijs.

7. Er wordt niet verwezen naar artikel 6 Grondwet (vrijheid van godsdienst en levensovertuiging) omdat er hier is gekozen om op Europees recht (artikel 9 EVRM; vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst) in te gaan, met als argumentatie dat de rechter formele wetgeving wel kan toetsen aan het Europese recht en niet aan de Grondwet (zie artikel 120 van de Grondwet). De idee achter artikel 120 Grondwet is nu juist dat de wetgever en niet de rechter – het best in staat is om een wet(svoorstel) te toetsen aan de Grondwet.