Wet toezicht informeel onderwijs

Reactie

Vraag1

Als moslim kan ik dit voorstel niet accepteren omdat het een ongewenste inbreuk vormt op de vrijheid van godsdienst en vereniging, die zijn vastgelegd in artikel 6 van de Nederlandse Grondwet en internationale mensenrechtenverdragen. Religieuze bijeenkomsten en naschoolse lessen zijn een essentieel onderdeel van de identiteit en geloofsovertuiging van veel moslims. Door dit soort onderwijs onder overheidstoezicht te plaatsen, wordt er een vermoeden van schuld geïmpliceerd, alsof religieuze activiteiten inherent risico’s zoals haat of geweld zouden bevorderen. Dit is niet alleen een miskenning van de intenties van gelovigen, maar draagt ook bij aan het stigmatiseren van specifieke groepen, waaronder moslims.

Daarnaast creëert dit wetsvoorstel een precedent voor de overheid om religieuze of culturele gemeenschappen verder te controleren, wat in strijd is met de waarden van een vrije samenleving. Het is zorgwekkend dat de maatregel vooral informele religieuze activiteiten viseert, terwijl er geen concrete aanleiding of grootschalige problemen zijn aangetoond. De aanpak kan bovendien contraproductief zijn: wantrouwen in de overheid wordt groter en geloofsgemeenschappen kunnen zich gedwongen voelen om hun activiteiten in het geheim te organiseren.

Dit wetsvoorstel mist balans en proportionaliteit. Er zijn al wetten tegen haatzaaien, discriminatie en geweld. Het is niet nodig om een algemene maatregel te introduceren die mogelijk duizenden gezinnen en gemeenschappen onevenredig raakt, puur op basis van aannames. Als moslim pleit ik daarom voor behoud van de vrijheid van onderwijs en godsdienst zonder extra, discriminerende toezichtmaatregelen.