Wet toezicht informeel onderwijs

Reactie

Vraag1

Geachte heer/mevrouw,

Met deze reactie wil ik mijn bezwaren kenbaar maken tegen het wetsvoorstel dat toezicht regelt op informeel onderwijs aan kinderen van 4 tot en met 17 jaar. Hoewel ik begrijp dat het belangrijk is om kinderen te beschermen tegen haat, geweld en discriminatie, ben ik van mening dat dit voorstel onevenredig ingrijpend is en onbedoelde negatieve gevolgen kan hebben voor de samenleving. Mijn bezwaren zijn als volgt:

1. Inbreuk op grondrechten

Dit voorstel kan de vrijheid van onderwijs (art. 23 Grondwet) en de vrijheid van vereniging en meningsuiting ernstig onder druk zetten. Informeel onderwijs wordt vaak georganiseerd door gemeenschappen of groepen met specifieke waarden en overtuigingen. Door deze groepen onder streng toezicht te stellen, wordt de grens tussen legitiem toezicht en ongepaste inmenging in fundamentele rechten vervaagd.

2. Vage en subjectieve criteria

De termen "haat", "geweld" en "discriminatie" zijn onvoldoende gedefinieerd in het voorstel. Dit leidt tot juridische onzekerheid en kan ervoor zorgen dat onschuldige organisaties onterecht worden onderzocht of aangepakt. Het risico op willekeur bij de handhaving is hiermee groot.

3. Overbelasting van de Inspectie van het Onderwijs

De Onderwijsinspectie is primair verantwoordelijk voor regulier onderwijs. Het uitbreiden van hun taken met toezicht op informeel onderwijs zal hun middelen en capaciteit verder onder druk zetten. Dit kan ten koste gaan van hun kerntaken en de kwaliteit van het toezicht op regulier onderwijs.

4. Negatieve impact op participatie en diversiteit

Dit wetsvoorstel kan een rem zetten op burgerinitiatieven en gemeenschapsactiviteiten die bijdragen aan de sociale cohesie. Veel informeel onderwijs biedt kinderen unieke kansen om hun talenten te ontwikkelen en deel te nemen aan een diverse samenleving. Streng toezicht kan ouders en organisaties ontmoedigen om dergelijke initiatieven op te zetten, waardoor kinderen belangrijke leermogelijkheden mislopen.

5. Risico op stigmatisering

Het voorstel kan leiden tot stigmatisering van bepaalde gemeenschappen, vooral wanneer specifieke culturele of religieuze groepen onevenredig vaak onderzocht worden. Dit draagt bij aan maatschappelijke verdeeldheid en versterkt bestaande vooroordelen.