Wet toezicht informeel onderwijs
Reactie
Naam
|
Am Aydinli
|
Plaats
|
Apeldoorn
|
Datum
|
16 november 2024
|
Vraag1
Wilt u reageren op het Wetsvoorstel Toezicht informeel onderwijs dan kunt u hier een reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten en/of door een bericht te uploaden.
De consultatie over het wetsvoorstel inzake toezicht op informeel onderwijs roept serieuze zorgen op. Hoewel het doel – kwaliteitsborging en veiligheid – begrijpelijk is, blijken de voorgestelde maatregelen onevenredig, discriminerend en juridisch problematisch.
Allereerst lijkt de wet zich specifiek te richten op religieuze en culturele minderheden, zoals islamitische instellingen. Deze selectieve benadering werkt stigmatiserend en ondermijnt artikel 1 van de Grondwet, dat gelijke behandeling garandeert. Bovendien lijkt informeel onderwijs hierdoor onterecht gecriminaliseerd, terwijl andere informele onderwijsaanbieders, zoals commerciële bijlesbureaus, buiten schot blijven.
Daarnaast botst het voorstel met fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid van onderwijs (artikel 23) en de vrijheid van religie en vereniging (artikel 6). Informeel onderwijs speelt voor veel gemeenschappen een cruciale rol in het doorgeven van identiteit en tradities. Het strenge toezicht en de verplichtingen die instellingen opgelegd krijgen, beperken deze vrijheden ernstig. Ook schendt de verplichting om persoonsgegevens te delen mogelijk de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Ouders en leerlingen verdienen bescherming tegen onnodige controle en inbreuk op hun privacy.
Wat eveneens ontbreekt, is een solide onderbouwing. De overheid presenteert geen overtuigend bewijs dat informeel onderwijs structureel problemen veroorzaakt. Dit maakt de maatregelen niet alleen disproportioneel, maar ook inefficiënt. De aanpak wekt de indruk eerder gericht te zijn op controle van bepaalde groepen dan op daadwerkelijke verbetering van de onderwijskwaliteit.
Een constructiever alternatief zou bestaan uit dialoog en samenwerking. Door instellingen te betrekken en ondersteuning te bieden, kan de kwaliteit worden verbeterd zonder fundamentele rechten te schenden.
Concluderend: het voorstel is discriminerend, disproportioneel en maatschappelijk polariserend. De overheid moet streven naar beleid dat inclusiviteit en gelijke behandeling waarborgt, in lijn met de principes van onze rechtsstaat. Alleen zo wordt recht gedaan aan een samenleving die uitgaat van vertrouwen, niet van wantrouwen.