Wet toezicht informeel onderwijs

Reactie

Vraag1

Het voorgestelde wetsvoorstel voor extra toezicht op informeel onderwijs lijkt meer kwaad dan goed te doen en kan zelfs averechts werken op maatschappelijke cohesie. Extra overheidsregulering van informeel onderwijs stuurt een impliciete boodschap van wantrouwen vanuit de politiek naar burgers en instellingen, terwijl het vertrouwen in de politiek historisch laag is. Dit voorstel versterkt dat wantrouwen in plaats van de kloof te verkleinen.

Het wetsvoorstel dreigt bovendien de vrijheid van onderwijs en vereniging, fundamentele waarden in onze samenleving, te ondermijnen. Door goedbedoelende initiatieven, zoals weekendscholen en culturele lesprogramma’s, te dwingen te voldoen aan strikte overheidsregels, wordt een barrière opgeworpen die veel informele onderwijsprojecten simpelweg niet kunnen overwinnen. Het gevolg? Initiatieven die bijdragen aan integratie, educatie en persoonlijke ontwikkeling verdwijnen terwijl problematische praktijken zich vaak aan toezicht onttrekken of in de schaduw voortbestaan.

Eerdere ervaringen met intensiever toezicht tonen aan dat het opleggen van strikte regels vaak leidt tot tegenovergestelde effecten. Het beleid rond andere vormen van onderwijs of maatschappelijke initiatieven heeft vaker geleid tot demotivatie bij vrijwilligers en stagnatie van positieve projecten, zonder dat problematische situaties daadwerkelijk werden aangepakt.

Dit voorstel zet wederom in op centralisatie en controle, in plaats van het versterken van samenwerking en vertrouwen. Het risico is groot dat het bijdraagt aan verdere polarisatie en een gevoel van uitsluiting bij groepen die informeel onderwijs aanbieden wat op zijn beurt de sociale cohesie juist schaadt. In plaats van wantrouwen te institutionaliseren, zou de overheid zich moeten richten op het versterken van het vertrouwen en het ondersteunen van bestaande positieve initiatieven.