Wet toezicht informeel onderwijs

Reactie

Vraag1

Hierbij maak ik ernstig bezwaar tegen het Wetsvoorstel Toezicht op informeel onderwijs om de volgende redenen:
1. De staat gaat hiermee intreden in het privédomein van haar burgers. Informeel onderwijs is namelijk een zaak van ouders en niet van de staat. Het voornoemde wetsvoorstel heeft een beginsel van iets totalitairs in zich. Onze klassieke grondrechten vonden haar oorspronkelijke doel in het beschermen van de burger tegen staatsalmacht. De staat zou zich immers al te gemakkelijk kunnen ontpoppen tot een gevaarlijk roofdier en de persoonlijke levenssfeer van haar burgers kunnen gaan bedreigen! Vandaar de waarborgen daartegen zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering en vrijheid van godsdienst. De vrijheid van onderwijs ligt in dat verlengde. We moeten deze grondrechten niet offeren, maar koesteren! Ook wanneer ze schuren.
2. Zou dit wetsvoorstel van kracht worden, welke garanties zijn er dan nog dat een soortgelijke overheidsinspectie ook niet a priori achter de voordeur van gezinnen gaat optreden om te toetsen of ouders hun kinderen al dan niet een staatswelgevallige opvoeding geven?
3. Toetsing van misstanden, schendingen van de grondrechten moeten via de rechter gecorrigeerd worden, niet via een inspectie. Daarbij geschiedt correctie van de rechterlijke macht niet a priori maar a posteriori. Oftewel, eerst een dragend gemotiveerde aanklacht en dan pas een rechterlijke procedure. Dat is in onze rechtstaat al eeuwen deugdelijk gewaarborgd. De overheid heeft nu alle middelen om vermeende misstanden aan te pakken via het rechterlijke apparaat en dat moeten we zo houden.
4. Het huidige wetsvoorstel wekt de schijn dat er gekozen wordt voor een generieke aanpak om te vermijden dat de spreekwoordelijke olifant in de kamer geplaatst wordt. Het roept een parallellie op met een onderwijzer die een hele klas sanctioneert omdat hij de durf of kunde mist om het eigenlijke probleem binnen de klas te adresseren.