Wet toezicht informeel onderwijs

Reactie

Vraag1

Geachte heer/mevrouw,

Via deze brief wil ik bezwaar maken tegen het voorgestelde wetsvoorstel dat toezicht wil instellen op informeel onderwijs aan kinderen van 4 tot en met 17 jaar. Hoewel het beschermen van kinderen tegen schadelijke invloeden, zoals haat, geweld en discriminatie, van belang is, zie ik ernstige bezwaren bij dit voorstel.

1. Inmenging in fundamentele vrijheden
Artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens waarborgt de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, inclusief het recht om onderwijs naar eigen overtuigingen te organiseren. Artikel 2 van het Eerste Protocol bij het EVRM bevestigt het recht van ouders om onderwijs te kiezen dat aansluit bij hun religieuze of filosofische overtuigingen. Het wetsvoorstel dreigt deze rechten aan te tasten door informeel onderwijs te onderwerpen aan disproportioneel toezicht.

2. Onvoldoende helderheid
Het voorstel biedt geen duidelijke definitie van termen zoals “aanzetten tot haat, geweld of discriminatie.” Dit gebrek aan specificiteit schept ruimte voor willekeur en kan ertoe leiden dat onschuldige activiteiten onterecht worden aangemerkt als problematisch.

3. Vertrouwen en maatschappelijke initiatieven
Het instellen van toezicht op informeel onderwijs wekt wantrouwen tegenover organisaties en individuen die waardevolle bijdragen leveren aan de ontwikkeling van kinderen. Dit kan initiatieven zoals culturele en religieuze lessen ontmoedigen.

4. Disproportionele overheidsmacht
De ruime bevoegdheden die aan de minister worden toegekend, vergroten de kans op onnodige inmenging in de privésfeer van burgers. Dit is zorgwekkend in een tijd van groeiend wantrouwen richting een steeds centralere rol van de overheid.

Conclusie
Ik roep u op om dit wetsvoorstel te herzien. Bescherming tegen haat en geweld is essentieel, maar dit moet gebeuren door middel van educatie en samenwerking, niet door beperkende wetgeving die fundamentele rechten schaadt.