Wet toezicht informeel onderwijs

Reactie

Vraag1

Het is goed dat er gelegenheid is om te regeren en deze wet voor te leggen, maar ik heb zorgen over de uitvoerbaarheid en de balans tussen toezicht en het recht op vereniging. Het recht op vereniging is fundamenteel, gewaarborgd in internationale verdragen, en moet in deze wet centraal staan. Extra toezicht kan de vrijheid van burgerinitiatieven beperken, vooral waar vrijwilligers essentieel zijn voor informeel onderwijs.

Vrijwilligers vormen de kern van veel van deze initiatieven, en we moeten zorgen dat extra toezicht geen drempel opwerpt voor hun inzet. Wat is de invloed van meer regels op de vrijheid van informele initiatieven? De wet mag geen politieke inmenging bevorderen, en we moeten zorgen dat toezicht onafhankelijk blijft. Het is cruciaal dat het toezicht vooraf helder is en niet door de minister wordt bepaald, maar door het parlement. De Kamer moet beslissen over de reikwijdte van het toezicht, zodat willekeur wordt voorkomen en de burgerinitiatieven niet onterecht worden beperkt.

Wat betreft de uitvoering: er is zorg dat de wet leidt tot lastenverzwaringen voor de organisaties die reeds onder druk staan. De wet moet geen administratieve molensteen worden voor vrijwilligers en maatschappelijke initiatieven. Het is belangrijk dat toezicht de goede initiatieven ondersteunt en niet verlamt. Verder moeten we erover waken dat er geen discriminatie plaatsvindt in de uitvoering van het toezicht, en we moeten zorgvuldig rapporteren over de effecten van de wet.

De wet is goed bedoeld, maar we moeten ervoor zorgen dat deze niet te ver gaat en juist burgerinitiatieven en de brede welvaart ondermijnt. In lijn met de traditie van Spinoza en Hugo de Groot moet Nederland blijven streven naar vrijheid en verantwoordelijkheid, met voldoende ruimte voor initiatieven die een belangrijke maatschappelijke rol vervullen.