Wet internationalisering in balans

Reactie

Naam G.W. Brinkman
Plaats Enschede
Datum 21 augustus 2023

Vraag1

Wilt u reageren op de maatregelen in het wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een bericht te uploaden.
In zijn algemeenheid lijken de maatregelen in dit wetsvoorstel proportioneel en relevant gezien de doelstellingen en geconstateerde problemen. Het is daarbij belangrijk om in te zien dat de wetgeving ter zake altijd al duidelijk heeft gearticuleerd dat Nederlands de norm is en andere talen de uitzondering moeten zijn. Dit uitgangspunt wordt nu in alle redelijkheid concreet aangescherpt. Onderwijsbesturen hebben in het verleden tamelijk massaal dit wettelijke uitgangspunt laten varen, zonder deze keuze te bevragen vanuit hun kerntaak: welke wissel trekt een vreemde taal op de kennisoverdracht, welke wissel trekt de keuze voor een vreemde taal op integratie van buitenlandse academici in Nederland en welke wissel trekt een vreemde taal, zijnde niet de landstaal, op de gewenste connectie tussen de academie en de maatschappij? Het is goed dat het huidige wetsvoorstel veel meer vanuit deze brede optiek wordt aangestuurd. Nadeel van de huidige formulering is dat er gesproken wordt over ‘doelmatigheid’ in het geval er toch gekozen zou worden voor het Engels, waarbij gelet zou kunnen worden op: ”de specifieke regionale of economische omstandigheden, de beschikbaarheid van onderwijzend personeel […]”. Ik denk dat dit ampel ruimte geeft voor verschillende instellingen om minstens te gaan vertragen. Dat is een kwestie van uitvoering, waarop ik hieronder inga.

Vraag2

Hoe beoordeelt u de uitvoerbaarheid voor de onderwijspraktijk en heeft u nog suggesties om de uitvoerbaarheid te bevorderen?
In zijn algemeenheid moet een wetswijziging als dit uitvoerbaar zijn. Per slot van rekening is het Engels destijds behoorlijk vlot ingevoerd, dus omgekeerd kan alleen maar makkelijker zijn. Op één punt na natuurlijk. Daar waar instellingen hebben gekozen voor het Engels, niet alleen als onderwijstaal, maar ook als voertaal, zonder daarbij in het HRM-beleid te hebben vastgelegd dat werknemers (op termijn) het Nederlands moeten beheersen, gaat een probleem ontstaan. Het is hier dat het als ‘doelmatig’ zou kunnen worden opgevat, om onderwijs(eenheden) in het Engels te blijven geven, namelijk vanwege (niet) beschikbaarheid van (Nederlandstalig) personeel. Het zou heel treurig zijn als dit bewaarheid zou worden, via de interpretatieruimte van deze wetsteksten. Deze mogelijkheid is - onder de druk die de colleges van besturen ongetwijfeld voelen - niet denkbeeldig, vooral niet omdat de instellingen worden geacht (heel goed overigens) zelf de regie te nemen. Het zou in de wetstekst op zijn minst duidelijk moeten zijn, dat een dergelijke situatie – indien ze al doelmatig zou zijn - van tijdelijke aard moet zijn en/of dat transitiemaatregelen moeten worden opgenomen in het taalbeleid van de instelling.