Wet van school naar duurzaam werk
Reactie
Naam | st. Trigoon Westfriesland (P.A. Scheepers) |
---|---|
Plaats | Hoorn NH |
Datum | 10 juli 2023 |
Vraag1
Wilt u reageren op het wetsvoorstel? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een bericht te uploaden.De leerlingen uit het vso-pro onderwijs zijn in het wetsvoorstel van school naar werk waar de ministeries van SZW en OCW aan werken, niet meegenomen. Dat terwijl in de opsomming van kwetsbare jongeren, de vso-pro populatie in elke bullit past:
- 187.000 jongeren tot 27 jaar hebben in Nederland geen werk.
- De kans op werk is ongelijk verdeeld en hangt samen met de onderwijssoort. Een jaar na diplomering is 33% van de
entree-studenten werkloos. Bij bol niveau 2 is dit 20%. In vergelijking, bij bbl niveau 3 en 4 is dit slechts 2%
- Jongeren zonder startkwalificatie relatief kwetsbaar, maar ook jongeren met startkwalificatie kunnen kwetsbaar zijn
- Het verschil in kansen is structureel, ongeacht de stand van de economie
- Weinig bestaanszekerheid: flexibele contracten, grote kans om werk kwijt te raken
- Driekwart van de jongeren zonder werk is niet ingeschreven als werkzoekende bij het UWV of de gemeente.
Het vso-pro wordt alleen benoemd als een Post Memorie kostenpost. Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs leveren een belangrijke bijdrage aan de voorbereiding van hun leerlingen op vervolgonderwijs en werk. Daarmee leveren zij ook een preventieve, maar meestal onzichtbare bijdrage bij het voorkómen van jeugdwerkloosheid in Nederland. Vooralsnog wordt van het vso-pro verwacht dat het nazorg blijft aanbieden terwijl daar geen middelen voor worden vrijgemaakt.
Dit in tegenstelling tot een recent onderzoek Meta-analyse investeren in kwetsbare jongeren, dat nota bene in opdracht van het programma Jeugdwerkloosheid van het ministerie van SZW is gedaan naar de maatschappelijke en gemeentelijke baten van aanpakken, afgezet tegen de investeringen die nodig zijn om dat te bereiken. Op welke manier kun je en wil je investeren in projecten om kwetsbare jongeren te helpen.
Vraag2
Vindt u dat de regering de nazorgtaak voor het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs gelijk moet trekken met de taak voor loopbaanbegeleiding voor het mbo, zoals geformuleerd in dit wetsvoorstel?• De wettelijke grondslagen voor nazorg in het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs worden daarmee vergelijkbaar met de wettelijke taak voor loopbaanbegeleiding voor mbo entree en bol niveau 2 studenten.
• Via voorgestelde wetswijziging worden de scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs verplicht om leerlingen die de school verlaten, en niet doorstromen naar het vervolgonderwijs, tot maximaal één jaar na het behalen van het diploma te adviseren en te begeleiden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid.
• Hiervoor komen – naast de € 2 mln. voor netwerkcoördinatoren – geen extra middelen beschikbaar.
Het vso-pro heeft al jarenlang een nazorgverplichting die tot goede resultaten leidt in de trajecten die schoolverlaters doorlopen na schoolverlaten. De inzet is echter niet bekostigd, de scholen moeten dit uit eigen middelen en formatieruimte doen. Deze vraag impliceert een sigaar uit eigen doos, blijven doen wat je sinds 1996 al doet en zonder de middelen die het MBO hier wel voor ontvangen
Voor het vso is dit vastgelegd in de Wet op de Expertisecentra (artikel 44) en gaat het om een (passieve) adviesplicht. De school moet oud-leerlingen en hun ouders die daarom vragen, tot twee jaar na het verlaten van de school adviseren over het volgen van aansluitend vervolgonderwijs, het uitoefenen van een functie op de arbeidsmarkt
of het functioneren in een vorm van dagbesteding.
Het praktijkonderwijs is nog niet ‘klaar’ als de leerling de school verlaat. Er wordt van uitgegaan dat de school de leerling enige vorm van nazorg verleent na het verlaten van de school. De nazorg kan verschillende vormen hebben: ambulante begeleiding, Jobcoaching, en dergelijke. In ieder geval behoort het volgen van de leerling tot de
nazorg, zodanig dat de school weet waar de leerling is terechtgekomen.
Ze volgen leerlingen gedurende een periode van twee jaar met behulp van de inmiddels bekende uitstroommonitor en volgmodule. In de afgelopen jaren is er wel discussie met OCW geweest over wat deze nazorg inhoudt. Uiteindelijk heeft de toenmalige minister Van der Hoeven het volgende gezegd: “Er staat dat enige nazorg moet worden gegeven. Het gaat erom dat de keten goed werkt, dat de werkgever en de arbeidsmarkt instanties gebruik maken van de praktijkonderwijs scholen of van informatie over de oud-leerling om de verdere ontwikkelingen van die leerling op de arbeidsmarkt te bevorderen. De school moet dus niet de taak van andere instanties overnemen.
De Inspectie van het onderwijs zegt hierover: “Onder nazorg verstaat de inspectie dat de school als bemiddelaar optreedt en de contacten legt met instanties die ervoor kunnen zorgen dat een leerling weer aan de slag komt of in een traject komt dat leidt naar arbeid of een opvang met als doel arbeid weer mogelijk ter maken”.